|
| |
De gemiddelde windsnelheid 1981 - 2010
|
|
|
 |
Januari |
|
|
 |
Februari |
|
|
 |
Maart |
|
|
 |
April |
|
 |
September |
|
|
 |
Oktober |
|
|
 |
November |
|
|
 |
December |
|
Klik op een kaart voor
een andere maand |
|
|
|
|
Door de zwaartekracht trekt de aarde alles aan,
ook de atmosfeer. De kracht die het gewicht Van
de atmosfeer daardoor uitoefent op een oppervlak
noemen
we de luchtdruk.
Lucht in beweging ervaren we als wind. De lucht
komt in beweging doordat de luchtdruk op de
ene plek hoger is dan op
een andere.
Hoe groter
het drukverschil, hoe harder de wind.
De gemiddelde luchtdruk varieert maar weinig
van maand tot maand. Toch is het drukverschil
tussen noord en zuid in de herfst en de winter
groter dan ln het voorjaar en de zomer.
In het
winterhalfjaar is het temperatuurverschil tussen
pool en evenaar namelijk groter, met als gevolg
een groter drukverschil. Daardoor is de gemiddelde windsnelheid in de herfst en
winter hoger
dan in de lente en zomer.
De luchtdruk kan van dag tot dag behoorlijk
verschillen. Deze variatie hangt samen met de
ligging van hoge- en lagedrukgebieden ten opzichte van ons land en heeft een sterke invloed
op het weer.
Windrichting en windsnelheid
De pijlen in een windroos laten zien hoe vaak
de wind uit een bepaalde richting komt. Hoe
langer een pijl, hoe vaker de wind uit die richting
waait.
De cirkelvormige maatverdeling geeft het
percentage van de tijd dat de wind waait. Samen
met het percentage aan windstílte en variabele
wind in het centrum van de roos, tellen de pijlen
op tot 100%.
De dikte en kleur van de pijlen geven de wind-
snelheden aan, ingedeeld in vijf Beaufort klassen. In het gehele land ligt de overheersende
windrichting tussen zuidzuidwest en west-
zuidwest. Aan de kust waait het harder dan landinwaarts.
Ruwheid en gemiddelde windsnelheid
Obstakels zoals bebouwing en bosgebieden
remmen de wind nabij het oppervlak af door de
wrijving die ontstaat. Deze invloed van obstakels heet ook wel ‘ruwheid van het Iandschap‘
en zorgt er bijvoorbeeld voor dat de gemiddelde
windsnelheid langs de kust hoger is dan in
gebieden verder landinwaarts, met veel obstakels, zoals de Veluwe. Omdat de ruwheid van het
landschap van invloed is op windmetíngen en
van plek tot plek verschilt, zijn de metingen van
verschillende weerstations moeilijk met elkaar te
vergelijken. Daarom rekent het KNMI de geme-
ten windsnelheid ook om naar de windsnelheid
bij een standaard landschapsruwheid. Dit noemen we de potentiële windsnelheid. Andersom
is het ook mogelijk om op plaatsen
waar geen
windmeting is verricht de windsnelheid toch
met voldoende nauwkeurigheid af te leiden. Dat
kan door gebruik te maken van gegevens over de landschapsruwheid en de potentiële windsnelheid. De zo berekende gemiddelde windsnelheid vertoont een samenhang met het type
landschap. Bosrijke gebieden als de Utrechtse
Heuvelrug en de Veluwe hebben een relatief lage
windsnelheid. Daarnaast neemt de gemiddelde
windsnelheid af van noordwest naar zuidoost,
een gevolg van het grootschalige drukpatroon
en windveld boven Europa. |
|
|
|
|
|