Als het in september dondert, leveren granen wel honderd. |
Als in september de donder knalt, met Kerstmis sneeuw
in hopen valt. |
Donder in september, sneeuw in maart. |
Een warme september, een droge oktober. |
In september warme regen, brengt de boer rijke zegen. |
September in een goed humeur, het weer in de fleur. |
Schijnt de herstmaandszon met zomerkracht, maakt veelal de wintermaand
ook zacht. |
|
|
Septemberregen op het zaad, komt het boerke wel te staat. |
Septemberregen, komt de druiven gelegen. |
Septemberregen, komt zaad en wijnstok goed gelegen. |
Septemberregen, nooit komt hij ongelegen. |
Vorst in september, zacht in december. |
Warm in september, koud in december. |
Was het weder in september warm, dan krijgen wij een winter arm |
Wil september vruchten dragen, dan in juli hitte om te klagen. |
Zo het in september dondert, zullen volgend jaar veel
granen wassen. |
|