Als in november 't water stijgt, weet dat ge 't in de winter nog
vaker krijgt. |
Als november 's morgens bloeit (mooi weer), weet dat de storm 's avonds loeit. |
Als 't vriest in november, sneeuwt 't in december |
Donder in november laat een goed jaar verlopen. |
In november hard begin, in de winter zoet begin. |
November warm en fijn, het zal een strenge winter zijn. |
November heeft maar 30 dagen, maar dubbel wind en regenvlagen. |
November heeft op de loer gelegen, en komt tevoorschijn met
veel regen. |
|
|
November met z'n regenvlagen, brengt verkoudheid,
jicht en andere plagen. |
November streng en koud, zich niet lang staande houdt. |
Staat in november het veld schraal, dan is het in de zomer voor
boeren schraal. |
Vertoont november zich met snee, 't zal vruchtbaar zijn,
ook voor 't vee. |
Wie houdt van wind, november mint. |
Zijn droevig de novemberdagen, de winter zal ons zeker plagen. |
Zwaait de winter in november al staf, zijn rijk zal kort zijn voor straf. |
|