| |
| 1: Links en midden: Het bewerken van het vlas om linnen te maken. Simon Bening, ca 1515, Da Costa Hour, Brugge België: |
| 2:
Rechts: De twaalf maanden van het jaar in zestig tafereeltjes (ca. 1870-1880)–J.J.A. Goeverneur. |
| |
| Als in november 't water stijgt, weet dat ge 't in de winter nog
vaker krijgt. |
| Als november 's morgens bloeit (mooi weer), weet dat de storm 's avonds loeit. |
| Als 't vriest in november, sneeuwt 't in december |
| Donder in november laat een goed jaar verlopen. |
| In november hard begin, in de winter zoet begin. |
| November warm en fijn, het zal een strenge winter zijn. |
| November heeft maar 30 dagen, maar dubbel wind en regenvlagen. |
| November heeft op de loer gelegen, en komt tevoorschijn met
veel regen. |
| November met z'n regenvlagen, brengt verkoudheid,
jicht en andere plagen. |
| November streng en koud, zich niet lang staande houdt. |
| Staat in november het veld schraal, dan is het in de zomer voor
boeren schraal. |
| Vertoont november zich met snee, 't zal vruchtbaar zijn,
ook voor 't vee. |
| Wie houdt van wind, november mint. |
| Zijn droevig de novemberdagen, de winter zal ons zeker plagen. |
| Zwaait de winter in november al staf, zijn rijk zal kort zijn voor straf. |
| |
| Bronnen: Wikipedia-nl,
1:
The Morgan Library & Museum.
2: Digitale
bibliotheek voor de Nederlandse letteren. |
| |