Elk jaar kennen we brandgevaarlijke periodes in bos- en natuurgebieden. Dat risico wordt dagelijks berekend en op basis daarvan wordt er beslist welke risicocode van kracht is. De risicocodes worden uitgedrukt in kleurcodes. Naargelang de kleurcode worden er verschillende preventiemaatregelen genomen. Het brandgevaarlijke seizoen start op 1 maart en eindigt op 30 september. |
|
De natuurbrandindex wordt gevisualiseerd door 5 kleuren: |
|
Code Groen - (klein) gevaar |
Er is geen bijzonder risico op natuurbrand. Als er een natuurbrand uitbreekt, rukt de brandweer uit op normale sterkte. |
|
Code Lichtgroen - tussen Code Groen en Code Geel |
|
Code Geel - verhoogd gevaar |
De natuur begint droger te worden waardoor het risico op natuurbrand groter wordt. Wees voorzichtig, rook niet in natuur- en bosgebieden en
maak geen vuur. Natuurbeheerders en brandweer zijn waakzaam. Als er een natuurbrand uitbreekt, rukt de brandweer uit op aangepaste sterkte. Het bemannen van de brandtorens is afhankelijk van de risico-evaluatie door brandweerdiensten. |
|
Code Oranje - groot gevaar |
Het is erg droog en brandgevaarlijk in de natuur. Wees voorzichtig, rook niet in natuur- en bosgebieden en maak geen vuur. Laat kinderen niet
zonder toezicht op het terrein. Natuurbeheerders en brandweer zijn zeer waakzaam. Als er een natuurbrand uitbreekt, rukt de brandweer versterkt uit. Er wordt meer materieel en mankracht ingezet. Het bemannen van de brandtorens is afhankelijk van de risico-evaluatie door de brandweerdiensten. |
|
Code Rood - zeer groot gevaar |
Het is extreem droog en acuut brandgevaarlijk in de natuur. Om veiligheidsredenen wordt de toegang tot natuur- en bosgebieden afgeraden. Wees voorzichtig, rook niet en maak geen vuur in of nabij natuur- en bosgebieden. Hou kinderen in het oog. Natuurbeheerders en brandweer zijn extra waakzaam. Als er een natuurbrand uitbreekt, rukt de brandweer altijd uit met groot materieel. Er wordt extra materieel en mankracht ingezet. De brandtorens worden bemand, tenzij anders overeengekomen door de brandweerdiensten op basis van lokale omstandigheden. |
- Jaargetijde (in de winter zijn bomen droger omdat de sapstroom nog niet op gang gekomen is) |
- Luchtvochtigheid |
- Soort begroeiing in de betreffende regio (heide, loofbomen, naaldbomen etc.) |
- Buitentemperatuur |
- Wind (bij hardere wind kan een natuurbrand zich sneller verspreiden) |
- Seizoen (het brandgevaar is groter in de periode dat meer mensen zich in de natuur begeven, zoals in vakanties, want veel natuurbranden zijn
het gevolg van menselijk handelen) |
- Bereikbaarheid van natuurgebieden (voor brandweerwagens etc.) |
- Bluswatervoorziening in natuurgebieden |
|