Molen Windschaal van Jan Noppen
 
De molenwindschaal is in de achttiende eeuw ontworpen door Jan Noppen. Noppen introduceerde een 17-delige windschaal, waarbij de molenwind 13–14 overeenkomt met 8 op de schaal van Beaufort. Noppen hield met zijn schaal rekening met de zeilvoering op het gevlucht (de wieken).
Boven molenwind 14 was er geen zeil en kon alleen nog verder gemalen worden als het stormbord en eventueel ook nog de windborden verwijderd werden.

Later kwamen ook hiervan afgeleide schalen in gebruik en gebruikte bijvoorbeeld waarnemer Pieter de Leeuw in 1809 een gecombineerde 9-delige schaal waarin het effect van de wind op zeilschepen en op molens was meegenomen.
 
Molen Windschaal   Beaufort   Omschrijving   Effect op de wieken
 0  0   Doodstil   Molens kunnen niet malen
 1  1   Doodstil   Als de molens even, maar zeer flauw omgaan
 2  2   Slappe koelte   Als de molens doorgaans zacht omgaan,
  doch doormalen
 3–4  3   Matige of doorgaande  
  koelte
  Als ze matig of redelijk stijf doormalen
 5–6  4   Stijve koelte   Als ze zo stijf doormalen, als zonder zwichten
  te wagen is
 7–8  5   Harde koelte   Een vierde à een derde der zeilen is gezwicht;
  stijf omgaan
 9–10  6   Sterke wind   Een half à twee derde der zeilen is gezwicht
 11–12  7   Zeer harde wind   Drie vierde der zeilen is gezwicht
 13–14  8   Stormig   Zonder enig zeil
 15–16  9 - 10   Doorgaande storm   Als malen te gevaarlijk is
 16+  11 - 12   Zeer zware storm   Als malen te gevaarlijk is
 
Molen Naarden
Foto: 1
 
Foto-1: Voor een mole¬naar is het zeer belangrijk te meten wat de invloed van de wind zal rijn op zijn molen. Afhankelijk van de windkracht maten de wieken met meer of minder zeil bespannen worden om de molen met eenzelfde snelheid, laten malen. Omgekeerd kan de mate van bespanning gebruikt warden om een Wil, krachtschaal re benoemen. zoals Jan Noppen deed in de eeuw.
 
Zwichten
 
Zwichten is het minderen van de zeilvoering op de wieken van een windmolen afhankelijk van de windsterkte en de belasting van de molen.
In het algemeen wordt het eerste gezwicht op de buitenroede, omdat de askop dan het minst belast wordt.

Er kan afhankelijk van de wind geen (met blote benen), kwart (stormeindje), iets meer (hoge lijn), half, driekwart (lange halve), een duiker of
vol zeil op twee of alle vier de wieken voorgelegd zijn. Bij het stormeindje en de hoge lijn is het zeil opgerold tot de derde zwichtlijn, bij de halve en lange halve tot de tweede en bij de duiker tot de eerste zwichtlijn. Bij harde wind kunnen ook nog alleen het onderste windbord of alle drie (soms vier) de windborden van de wiek afgenomen worden. De wieken draaien dan alleen op de voorzoom. Men spreekt van draaien met blote benen en geknipte nagels als gedraaid wordt zonder zeil en zonder stormborden. Als de molen bij harde wind nog te snel draait dan kan de molen iets
krimpend (tegen de wijzers van de klok in) gekruid worden. Dit wordt wel zwichten met de staart genoemd.

De zeilen kunnen gaan klapperen (zeilslag) als ze langs de molenromp gaan, als de molen onbelast draait of als de molen niet goed op de wind staat. Zeilslag is tegen te gaan door de molen krimpend te kruien.

Bron: Wikipedia-nl 
 
Vier volle zeilen
 
Vier lange halve zeilen
 
Vier duikers
 
Twee duikers en twee volle zeilen
 
Twee duikers en twee halve zeilen
 
Twee hoge lijnen
 
In de lege met uitgenomen steekborden
 
      Categorieën:  Meteo Calculators  I  Meteorologie  I  Weer A tot Z  
 
Web Design