|
| |
Gemiddelde luchtvochtigheid 1981 - 2010
|
|
|
 |
Winter |
|
|
 |
Lente |
|
|
 |
Zomer |
|
|
 |
Herfst |
|
 |
Winter 12 uur |
|
|
 |
Lente 12 uur |
|
|
 |
Zomer 12 uur |
|
|
 |
Herfst 12 uur |
|
Klik op een kaart voor
een andere maand |
|
|
|
|
De relatieve vochtigheid geeft het percentage waterdamp in de lucht aan, in verhouding tot de maximaal mogelijke hoeveelheid, bij een bepaalde temperatuur.
Bij mist is de relatieve vochtigheid hoog, meer dan 98%. Meestal zit er minder waterdamp in lucht. Naarmate het warmer is kan lucht meer waterdamp opnemen.
We meten de relatieve vochtigheid met een elektrisch instrument met een condensator. De capaciteit daarvan verandert mee met de lucht- vochtigheid.
Tot 1990 werd de luchtvochtigheid gemeten met een hygrograaf met
ontvet mensenhaar: hoe vochtiger de lucht, hoe langer het haar.
Een variant daarop, de ‘haarhygrometer’, wordt in huis nog gebruikt.
Voorheen mat men ook wel met twee kwikthermometers. Een daarvan kreeg een nat kousje (‘natte bol’) om en koelde af als het water daaruit verdampte.
Uit het temperatuurverschil met de andere, onverpakte thermometer las men de luchtvochtigheid af. |
|
|
|
|
|