maximaal potentieel neerslag tekort en groeiseizoen
 
Het neerslagtekort is een maat voor de droogte, en volgt uit het verschil tussen verdamping en neerslag. In Nederland wordt het doorlopend
potentieel neerslagoverschot verkregen door het verschil te berekenen (in millimeters) tussen de hoeveelheid gevallen neerslag en de berekende referentiegewasverdamping. Dit verschil wordt dagelijks gesommeerd in het tijdvak van 1 april tot en met 30 september. Een negatief getal geeft
een neerslagtekort aan, een positief getal een neerslagoverschot. 
 
Omvang neerslag tekort 
In Nederland berekent het KNMI het neerslagtekort uit het verschil tussen de potentiële verdamping en de hoeveelheid neerslag. Dit verschil wordt dagelijks gesommeerd vanaf 1 april en neemt dus toe naarmate het weinig of niet regent en er vocht verdampt. Het KNMI stopt deze per 30 september. In de winter verdampt er bijna geen vocht uit planten waardoor de berekening in de periode minder nut heeft. 
 
De neerslag wordt gemeten in 13 stations verspreid over Nederland en hiervan wordt het gemiddelde berekend. Voor de potentiële verdamping berekent het KNMI de hoeveelheid water die verdampt boven een kortgeknipt grasland waarbij voldoende water beschikbaar is in de wortelzone. De potentiële verdamping is overigens een bovengrens voor de werkelijke verdamping en wordt berekend op basis van zonnestraling en temperatuur. 
 
In het verleden bereikte het neerslagtekort in extreem droge zomers zijn hoogste waarde meestal pas in augustus, maar het landelijke neerslagtekort was bijvoorbeeld in 2011 en 2018 respectievelijk in het voorjaar en in juli al groter dan in het recordjaar 1976. 
Potentieel neerslagtekort 1981- 2020
 
Begin en lengte van het groeiseizoen