Uitleg van de symbolen op een weerkaart
 
de lage- en hogedrukgebieden afgeleid worden en daaruit de windrichting (wet van Buys Ballot). Uit de afstand tussen de isobaren krijgt men een goed idee van de windsnelheid: hoe dichter de lijnen bij elkaar staan hoe harder het waait.
Weerkaarten bestaan er in alle vormen en maten; van een zeer eenvoudige kaart ten behoeve van een weersverwachting, via reguliere weerkaarten die een duidelijk beeld geven van de recente weersituatie in een bepaald gebied tot aan zeer geavanceerde, gedigitaliseerde, nauwkeurige en/of driedimensionale grafische presentaties van recente weergegevens.
 
Een voorbeeld van isobaren rondom lage- en hogedrukgebieden. 
 
Een weerkaart is van essentieel belang voor een weersverwachting; op korte-, middellange en lange termijn. Binnen de meteorologie worden naast analyses die een huidig weerbeeld weergeven, ook verwachte weerkaarten getekend op basis van computermodellen. Deze kaarten (prognoses) geven de verwachte verplaatsingen van druksystemen, fronten en troggen aan. 
 
Ook kunnen hiermee eventueel gevaarlijke weersontwikkelingen op tijd herkend worden. Vereenvoudigde weerkaarten, zoals die in een krant,
zijn ook geschikt voor mensen die geen of weinig kennis hebben van de meteorologie. In de zomer betekent bijvoorbeeld een stationair hogedrukgebied boven Zuid-Scandinavië een grote kans op zonnig en helder weer met een goede kans op hoge temperaturen. Een naderend lagedrukgebied veroorzaakt in de regel toenemende bewolking met neerslag. Een lagedrukgebied die Nederland 's zomers vanuit Frankrijk nadert, gaat vaak gepaard met buien en een grote kans op onweer. 
 
Een van de eerste weerkaarten van 20 september 1878,
waarschijnlijk door Buys Ballot 
 
Het samenstellen van een weerkaart 
 
Om een standaard weerkaart te kunnen samenstellen moeten eerst de luchtdrukmetingen van alle in het gebied aanwezige weerstations worden verzameld. Daarna moeten alle beschikbare gegevens op de juiste geografische positie in de nog blanco kaart worden ingetekend. 
 
In eerste instantie werden de gegevens via de telegraaf verstuurd en later door middel van de telefoon, de telex , fax en radiosignalen.
Deze gegevens van bemande en onbemande weerstations worden door middel van de SYNOP-code gecodeerd via de lange golf verspreid en vanaf eind jaren negentig ook steeds meer met behulp van het internet. 
 
De tweede stap is het intekenen van de zogenoemde isobaren. Isobaren verbinden op de kaart de punten van gelijke luchtdruk.
 
Afkorting Soort drukgebied
H Hoge drukgebied
L Lage drukgebied
  Eerst wordt op de kaart het gebied met de hoogste luchtdruk opgezocht en met een H aangeduid.
Op gelijke wijze wordt daarna het punt met de laagste luchtdruk met een L aangegeven.
Hierop aansluitend worden rondom die H en L de isobaren getekend. Als een bepaald meetstation bijvoorbeeld een luchtdrukwaarde van 1002 hPa heeft en een ander meetstation 1008 hPa dan loopt de isobaar van 1005 hPa er precies tussendoor.
 
In het algemeen tekent men de isobaren op een onderlinge afstand van 5 hPa. Ten slotte kan daarna dan nog; door het meenemen van andere factoren, zoals de omvang van de hoge- en lagedrukgebieden en de absolute waarden en de onderlinge ligging van de isobaren, inschattingen
worden gedaan over windrichtingen en windsnelheden. Dit laatste is echter uiteraard niet nodig wanneer men in een bepaald gebied voldoende meetgegevens heeft.
 
Door middel van steeds geavanceerder wordende satellietwaarnemingen en neerslagradars worden de weerkaarten steeds nauwkeuriger, wat een positief effect heeft op de betrouwbaarheid van weersvoorspellingen en klimaatonderzoek. Weerkaarten werden tot de jaren tachtig met de hand getekend en daarna automatisch geplot. Het plotten is met de opkomst van de computers steeds verder geautomatiseerd en gedigitaliseerd. 
 
Symbolen Beschrijving
 
 
Een warmtefront wordt weergegeven door een aantal rode halve cirkels op een lijn te plaatsen. Dit kan bijvoorbeeld een lang durend regengebied zijn, hetgeen in de meeste gevallen aanleiding is tot een bewolkingstoename en gelijktijdig een langzaam oplopende temperatuur.
 
 
 
 
Een koufront wordt weergegeven door een lijn van blauwe driehoekjes. Meestal is er bij het passeren van een koufront sprake van een onbestendig weertype waarbij veelvuldig sprake is van onweer en hevige buien. De luchttemperatuur gaat naar beneden.
 
 
 
 
Een occlusiefront wordt weergegeven door om en om paarse driehoekjes en halve cirkels te plaatsen. Een occlusie ontstaat wanneer een snel bewegend koudefront een langzamer warmtefront inhaalt en ermee samensmelt. Omdat het warmte- en koudefront bij de kern van het lagedrukgebied als een spiraal dichter bij elkaar liggen zal een occlusiefront zich hier het eerst manifesteren. Binnen een occlusie blijft het weer onbestendig met veel regen..
 
 
 
 
Stationaire fronten genoemd worden weergegeven door een lijn met daarop afwisselende aan beide kanten van de lijn blauwe driehoekjes en halve cirkels. Een stationair front ligt vaak tussen twee druksystemen in en verandert daardoor niet of amper van plaats. Het weertype wordt vaak gekenmerkt door dikke bewolkingslagen, lichte of helemaal geen neerslag, weinig of geen wind en/of nevelig weer.
 
 
 
 
Troglijnen worden in Nederland ingetekend met een dikke, blauwe lijn. Een trog is een gebied met een relatief lage luchtdruk verbonden aan een lagedrukgebied daar waar de isobaren het sterkst gekromd zijn, vaak achter een koufront. Een trog wordt vaak gekenmerkt door buien.
 
 
 
 
Ruglijnen worden in Nederland ingetekend met een dikke, rode lijn. Een rug of een wig (benaming is afhankelijk van hun positie) is een langgerekt gebied met hoge luchtdruk en een uitloper van een hogedrukgebied.
 
 
 
 
Convergentielijnen worden in Nederland ingetekend met een rode lijn met visgraatmotief. Een convergentie is het samenstromen van lucht. Dit kan zowel bij het aardoppervlak als in de bovenlucht plaatsvinden.
 
 
 
 
Complexe weerkaarten 
 
Deze weerkaarten bevatten nog meer informatie over de recente weersgesteldheid. Zij bevatten gegevens over de temperatuur, de windsterkte,
de windrichting, de luchtdrukveranderingen, neerslag, wolkentype, bewolkingsdichtheid, laaghangende bewolking, zoals mist en het dauwpunt (luchtvochtigheid). Daartoe worden de diverse gegevens in een bijzondere vorm aan de kaart toegevoegd. De plek van de gegevens op de
weerkaart valt natuurlijk samen met de bekende geografische positie van het weerstations. Afhankelijk van de resolutie van de weerkaart, worden alleen de meest belangrijke weerstations met hun data op de kaart vermeld. Anders zou de kaart met zoveel gegevens worden "overspoeld" en zouden de feitelijk essentiële details verloren raken. Door de verdere automatisering van weerkaarten zijn de gegevens van de minder belangrijke weerstations wel eenvoudig alsnog op de kaart te plaatsen. 
 
Windsnelheid
Symbool knopen km/h 
0 kn 0 - 1 km/h
1 - 5 kn 2 - 9 km/h
6 - 10 kn 10 - 19 km/h
11 - 15 kn 20 - 28 km/h
16 - 20 kn 29 - 37 km/h
21 - 25 kn 38 - 46 km/h
26 - 30 kn 47 - 56 km/h
31 - 35 kn 57 - 65 km/h
36 - 40 kn 66 - 74 km/h
 
Windsnelheid
Symbool Knopen  km/h
41 - 45 kn 75 - 83 km/h
46 - 50 kn 84 - 93 km/h
51 - 55 kn 94 - 102 km/h
56 - 60 kn 103 - 111 km/h
61 - 65 kn 112 - 120 km/h
66 - 70 kn 121 - 130 km/h
71 - 75 kn 131 - 139 km/h
76- 80 kn 140 - 149 km/h
81 - 85 kn 150 - 157 km/h
 
Windsnelheid
Symbool knopen km/h
86 - 90 kn 158 - 167 km/h
91 - 95kn 168 - 176 km/h
96 - 100 kn 177 - 185 km/h
101 - 105 kn 186 - 194 km/h
106 - 110 kn 195 - 204 km/h
111 - 115 kn 205 - 213 km/h
116 - 120 kn 214 - 222 km/h
121 - 125 kn 223 - 231 km/h
 
Het windsymbool wijst naar de richting waar de wind vandaan komt en de wind waait van het vaantje naar het symbool voor de bewolking
(die op de plek van het weerstation ligt). 
 
Bedekkingsgraad - Wordt door Synoptische diensten gebruikt  
 
De bedekkingsgraad is het totaal bewolkte gedeelte van de hemel. Het is met onder meer de soort bewolking van invloed op de neerslagkansen.
De bedekkingsgraad is het laagst in subtropische hogedrukgebieden en neemt toe op lagere en hogere breedte. De hoogste bedekkingsgraad ligt tussen 60° en 70° breedte. Verder is deze hoog bij de westkusten van de continenten op de gematigde en hogere breedtes. De westelijke winden voeren daar vochtige oceaanlucht aan die tegen de kust opstijgen. De bedekkingsgraad heeft een dagelijkse en jaarlijkse gang. De hoeveelheid bewolking wordt uitgedrukt in achtste delen (octa´s). Zo staat 0/8 voor onbewolkt, 1/8 voor vrijwel onbewolkt, 4/8 voor half bewolkt en 8/8
voor geheel bewolkt.
 
 Wolkenloos  1/8  2/8  3/8  4/8
 5/8  6/8  7/8  Bewolkt  Hemel niet zichtbaar
 
Luchtdruk (laatste 3-uur)
Symbool  Beschrijving 
 Stijgend
 Stijgend, daarna dalend
 Stijgend, daarna stabiel
 
Luchtdruk (laatste 3-uur)
Symbool Beschrijving
 Stijgendof stabiel, daarna dalend
 Dalend of stabiel, daarna stijgend
 Stabiel
 
Luchtdruk (laatste 3-uur)
Symbool Beschrijving
 Dalend
 Dalend, daarna stijgend
 Dalend, daarna stabiel

    Bronnen: Wikipedia, Meteoblue, KNMI  
      Categorieën: Weerkaarten  I  Meteogrammen  I  Pluimverwachting  Verwachtingen  I  Weer A tot Z  
 
Web Design