|
Het begin van de instrumentele meteorologie in Nederland
|
|
In de zeventiende eeuw kwam een geheel nieuwe benadering van natuurlkennis tot stand. Over natuur verschijnselen werd niet alleen rnaar nagedacht, de natuur werd ook met experirnenten en observaties 'op de pijnbank' gelegd. Nieuwe wetenschappelijke instrumenten werden uitgevonden die de manier van kijken naar de natuur veranderde. De telescoop onthulde voordien onbekende hemellichamen, de mikroscoop
bracht voor het eerst bacteriën in beeld, luchtpomp liet zien dat lucht 'verdikt' en 'verdund' kon worden. Kortom, deze instrumenten bleken een sleutel te zijn tot verbazingwekkende nieuwe natuurkennis. |
|
Die nieuwe manier van kijken werd ook toegepast op de verschijnselen in de atmosfeer. De barometer, thermometer en vochtmeter werden ontwikkeld en benut om weerkundige gegevens te verzamelen. Maar het uitdenken van weerkundige instrumenten alleen is niet voldoende.
Er moeten ook methoden ontwikkeld worden om de waarnemingen met deze instrumenten tot praktisch bruikbare resultaten te vormen.
Dit artikel gaat over de ontwikkeling van de instrumentele weerkunde in Nederland
en haar methoden. |
|
De eerste
weerkundige metingen
in Nederland |
|
Het eerste boek over
barometers,
thermometers en
vochtmeters dat in
de Nederlanden werd
uitgegeven,
verscheen in 1688 te
Amsterdam.
Het was
geschreven door een
Fransman,
Joachim D'Alencé, tijdens zijn driejarige verblijf in de Nederlandse Republiek. |
|
De eerste echte weerkundige metingen in de Nederlanden werden in 1697 verricht door de Leidse hoogleraar
Wolferd Senguerd. In
de jaren
1709-1712
werd Senguerds
voorbeeld gevolgd
door de Franeker
hoogleraar Ruard
Andala. Een oud
student van deze
Andala, de arts
Willem
van Ranouw,
vestigde zich in
1715 te Amsterdam.
Daar raakte hij al
snel bevriend met
Daniël Fahrenheit,
een uit Danzig
afkomstige
instrumentmaker. |
|
Deze Fahrenheit
bleek over grote
praktische
vaardigheden te
beschikken. Hij
ontwierp de beste
thermometers en
barometers van zijn
tijd.
De door Fahrenheit in 1719
ontworpen
thermometer
verdeling wordt nog
steeds gebruikt.
Vier jaar later
verrichtten
Fahrenheit en Van
Ranouw dagelijks
weerkundige
metingen, die
wekelijks in een
door Van Ranouw
uitgegeven
tijdschrift (Esculapius) werden gepubliceerd. Dit is de eerste meteorologische meetreeks die onder de aandacht van een breed publiek werd gebracht. Waarom deed men dit? |
|
Van Ranouw was ervan
overtuigd dat er
veel te ontdekken
viel. In een brief
aan een vriend
schreef hij dat
Columbus ook niet
wist dat hij
Amerika
zou gaan ontdekken
toen hij zee koos.
Het was daarom van
belang om gewoon te
beginnen met het
verzamelen van
meetgegevens.
Later
zou wel duidelijk
worden wat de
verbanden waren.
Vermoedens hierover
waren er wel. Veel
onderzoekers waren
ervan overtuigd dat
er
een relatie
bestond tussen de
weersgesteldheid en
de stand van de
hemellichamen. Net
zoals eb en vloed
mede door de stand
van de zon en de
maan worden bepaald,
zo zou het weer zich
wellicht herhalen
bij vergelijkbare
planeetstanden.
Weerkundige kennis
zou in elk geval van
belang
zijn voor
bijvoorbeeld de
volksgezondheid. In
het voetspoor van de
Griekse arts Hippocrates meenden
diverse artsen dat
de oorzaak van
uiteenlopende
ziekten gezocht
moest worden in de
directe omgeving van
de patiënt. Een van
die
omgevingsfactoren
was de lucht. In
zijn
tijdschriften
wees Van Ranouw dan
ook met nadruk op
mogelijke relaties
tussen de
weersgesteldheid en
het optreden van
ziekten. |
|
Afbeelding-2 |
|
|
|
Vochtigheidsmeter |
|
|
|
Afbeelding-3 |
|
|
1: Historische Thermometer
Bron: Thermometermuseum |
2: Het eerste boek over barometers, thermometers en Barometers
Verhandelingen over de barometers en thermometers Handschrift
naar J. D'Alencé, ca. 1705 |
|
De eerste
waarnemingsnetwerken |
Nicolaas Samuel
Cruquius
verrichtte
in
deze
tijd
ook
weerkundige
metingen,
alleen
vanuit
een
ander
perspectief.
Cruquius
was
een
slimme
landmeter
uit
Delft
die
bij
de
Leidse
hoogleraar
Boerhaave
enige
tijd
medicijnen
had
gestudeerd.
Van
1706
tot
aan
zijn
dood
in
1754
zou
hij
regelmatig
weerkundige
waarnemingen
doen.
Daarbij
beperkte
hij
zich
niet
tot
het
optekenen
van
barometer-
en
thermometerstanden.
Als
eerste in
de
Nederlanden
voerde
hij
ook
metingen
uit
aangaande
neerslag,
vochtigheid
en
verdamping. Cruquius
registreerde
zijn
waarnemingen
vanaf
1721
in
de
vorm
van
grafieken,
waarmee
hij
een
pionier
van
deze
techniek
was.
Zijn
grafieken
werden
in
1724
in
de
Engelse
Philosophical
Transactions
gepubliceerd. |
|
Boerhaave
was
bijzonder
enthousiast
over
deze
notatie.
Nooit
eerder
had
hij
werk
gezien
dat
zo
nauwkeurig
en
simpel
tegelijk
was.
Het
jaar
tevoren
had Cruquius
voor
korte
tijd
deelgenomen
aan
een
Engels
initiatief
om
een
internationaal
waarnemingsnetwerk
op
te
zetten.
Deze
ervaring
bracht
hem
wellicht
op
de
gedachte
om
in
de
Nederlanden
iets
dergelijks
te
proberen.
In
1727
kwam
hij
met
een
plan
om
in
Holland
weerkundige
waarnemingen
te
coördineren.
Zijn
voorstel
maakte
deel
uit
van
een
groter
plan
tot
de
oprichting
van
een
provinciale
waterstaat.
Daarmee
zou
het
land
verdedigd
kunnen
worden,
onder
meer
tegen
natuurrampen.
Maar
het
plan
bleek
vooralsnog
te
kostbaar.
In
1733
echter
werd Cruquius
benoemd
tot
'opsiener'
bij
het
Hoogheemraadschap
van
Rijnland,
een organisatie die
zorg droeg voor het
reguleren van het
water
in de
Hollandse polders. |
Dankzij
deze
waterstaatkundige
baan
kon Cruquius
toch
een
deel
van
zijn
voornemens
uitvoeren.
Kennis
van
het
weer
werd
immers
van
cruciaal
belang
geacht
voor
een
goede
zorg
voor
de
dijken.
Het
Hoogheemraadschap
startte
daarom
in
1734
met
dagelijkse
weerkundige
waarnemingen,
eerst
te Spaarndam
.en
twee
jaar
later
ook
vanaf
een
tweede
locatie,
het
Gemeenlandshuis
Zwanenburg
onder
Halfweg.
Daar
zouden
de
meteorologische
observaties
ruim
125
jaar
worden
volgehouden.
Hiermee
is
de Zwanenburgreeks
een
van
de
langste
waarnemingsreeksen
ter
wereld.
|
|
De
Utrechtse
hoogleraar
Petrus
van
Musschenbroek
was
vanuit
een
medische
invalshoek
bezig
om
weerkundige
waarnemingen
te
verzamelen.
Van Musschenbroek
begon
met
zijn
weerkundig
journaal
toen
hij
in
1728
als
arts
werkzaam
was.
Hij
was
ervan
overtuigd
dat
met
name
epidemieën
veroorzaakt
werden
door
de
toestand
van
de
atmosfeer.
Omdat
ook
Van
Musschenbroek
cycli
in
de
meteorologische
verschijnselen
verwachtte,
leek
het
hem
waarschijnlijk
dat
na
verloop
van
tijd
dezelfde
ziekten
zouden
optreden
en
dat
wilde
hij
systematisch
onderzoeken.
Korte
tijd
maakte
Van Musschenbroek
gebruik
van
een
klein
waarnemingsnetwerk,
bestaande
uit
een
viertal
oud-studenten,
die
volgens
zijn
instructies
observaties
verrichtten.
Hoewel
dit
netwerk
niet
lang
heeft
bestaan,
bleef
Van Musschenbroek
zelf
dertig
jaar
lang
waarnemen.
Later
terugziende
op
die
tijd
moest
hij
toegeven
dat
zijn
arbeidsintensieve
werk
niet
veel
had
opgeleverd. |
|
Dankzij
deze
waterstaatkundige
baan
kon Cruquius
toch
een
deel
van
zijn
voornemens
uitvoeren.
Kennis
van
het
weer
werd
immers
van
cruciaal
belang
geacht
voor
een
goede
zorg voor de dijken. |
|
|
|
Eerste gepubliceerde weergrafiek ter wereld in; Observationes accuratae captae N.S. Cruquius, Philosophical
Transactions. Londen. 1724 |
|
|
Dankzij
deze
waterstaatkundige
baan
kon Cruquius
toch
een
deel
van
zijn
voornemens
uitvoeren.
Kennis
van
het
weer
werd
immers
van
cruciaal
belang
geacht
voor
een
goede
zorg
voor
de
dijken.
Het
Hoogheemraadschap
startte
daarom
in
1734
met
dagelijkse
weerkundige
waarnemingen,
eerst
te Spaarndam
.en
twee
jaar
later
ook
vanaf
een
tweede
locatie,
het
Gemeenlandshuis
Zwanenburg
onder
Halfweg.
Daar
zouden
de
meteorologische
observaties
ruim
125
jaar
worden
volgehouden.
Hiermee
is
de Zwanenburgreeks een van de langste waarnemingsreeksen
ter wereld. |
|
De
Utrechtse
hoogleraar
Petrus
van
Musschenbroek
was
vanuit
een
medische
invalshoek
bezig
om
weerkundige
waarnemingen
te
verzamelen.
Van Musschenbroek
begon
met
zijn
weerkundig
journaal
toen
hij
in
1728
als
arts
werkzaam
was.
Hij
was
ervan
overtuigd
dat
met
name
epidemieën
veroorzaakt
werden
door
de
toestand
van
de
atmosfeer.
Omdat
ook
Van Musschenbroek
cycli
in
de
meteorologische
verschijnselen
verwachtte,
leek
het
hem
waarschijnlijk
dat
na
verloop
van
tijd
dezelfde
ziekten
zouden
optreden
en
dat
wilde
hij
systematisch
onderzoeken.
Korte
tijd
maakte
Van Musschenbroek
gebruik
van
een
klein
waarnemingsnetwerk,
bestaande
uit
een
viertal
oud-studenten,
die
volgens
zijn
instructies
observaties
verrichtten.
Hoewel
dit
netwerk
niet
lang
heeft
bestaan,
bleef
Van Musschenbroek
zelf
dertig
jaar
lang
waarnemen.
Later
terugziende
op
die
tijd
moest
hij
toegeven
dat
zijn
arbeidsintensieve
werk
niet
veel
had
opgeleverd. |
|
Wel
was
hij
in
staat
gebleken
om
zijn
neerslaggegevens
te
gebruiken
voor
een
berekening
van
de
pompcapaciteit
van
poldermolens.
Na
Van Musschenbroeks
studenten
netwerk
zijn
er
lange
tijd
geen
serieuze
pogingen
meer
gedaan
om
weerkundige
waarnemingen
in
de
Nederlanden
te
coördineren.
Wel
werd
het
waarnemen
door
individuen
steeds
populairder.
Het
grote
aantal
Italiaanse
immigranten
die
in
de
tweede
helft
van
de
achttiende
eeuw
in
de
Nederlanden
de
kost
konden
verdienen
met
het
maken
van
barometers
en
thermometers
getuigt
hiervan.
Echter,
vanwege
een
gebrek
aan
standaardisatie
van
zowel
instrumenten
als
observatiemethoden
konden
de
schaars
gemaakte
vergelijkingen
doorgaans
nauwelijks
de
toets
der
kritiek
doorstaan.
Een
in
1770
verschenen
beschouwing
over
de 'Lugtgesteldheid
en
het
klimaat
van
Holland'
kwam
dan
ook
niet
verder
dan
een
aantal
algemeenheden.
|
|
De eerste
institutionalisering
van de
Nederlandse
meteorologie |
|
Er viel dus nog veel
te verbeteren, met
name bij de
coördinatie van de
weerkundige
metingen. Een
initiatief dat in
1779 daartoe werd
genomen,
zag er
veelbelovend uit. In
Den Haag werd dat
jaar
de Natuur- en
Geneeskundige
Correspondentie
Sociëteit opgericht.
Dit was een
organisatie
die
beoogde een netwerk
van waarnemers tot
stand te brengen
waarvan de
deelnemers zowel
meteorologische
waarnemingen,
geneeskundige
observaties, als
demografische
gegevens zouden
inzamelen. Ook nu
werd men vooral
gestuurd door een
medische drijfveer.
Dat dit initiatief
juist
in deze periode van
de grond kwam, had
te maken met een
aantal factoren. Zo
waren omstreeks 1775
instrumenten zoals
de barometer
en de
thermometer enorm
verbeterd. Aan het
einde van
de jaren zestig was
bovendien ontdekt
dat de atmosfeer uit
verschillende gassen
bestond, waarmee een
nieuwe actualiteit
werd gegeven aan de
vraag omtrent een
verband tussen de
luchtgesteldheid en het optreden
van ziekten.
Tenslotte claimde de
Italiaanse geleerde Toaldo in 1774 in
een spraakmakende
studie dat hij
aanwijzingen had
gevonden voor een
koppeling van
de
meteorologie
aan de astronomie.
|
|
Afbeelding-5 |
|
|
|
Afbeelding-6 |
|
|
|
Daarmee leek de vondst van bruikbare voorspellingsregels voor
het weer slechts een kwestie van tijd. In geheel Europa zag men
dan ook vergelijkbare initiatieven tot de oprichting van medisch-meteorologische
waarnemingsnetwerken. |
|
In Nederland was
aanvankelijk
geprobeerd om zo'n
netwerk te
organiseren door de
Hol/andsche
Maatschappij der
Wetenschappen te
Haarlem. het oudste
wetenschappelijke
genootschap in de
Republiek. De
meteorologie speelde
voor de Maatschappij
als sinds de
oprichting in 1752
een voorname rol.
Zo
schreef men in 1770 een prijsvraag uit
over de vraag:
Welken zijn de
ziekten onder de menschen die uit de
natuurlijke
gesteldheid van ons
vaderland
voortvloeijen? Hoe
kan men zich tegen
dezelve behoeden, en
door welke middelen
kunnen zij geneezen
worden?
Deze
prijsvraag was in
1775 bekroond. |
|
5: Thermometer van Petrus van
Musschenbroek 1753
Bron: Rijksmuseum Boerhaave |
6: Vergelijking van maar liefst 70 verschillende thermometerschalen
Bron: Dissertation sur la comparaison des thermomètres |
|
|
De
inzender van het
lijvige antwoord
bleek de arts Iman
Jacob
van den Bosch
te zijn.
Ook Van den
Bosch zocht in de
natuurlijke
omstandigheden
die
de mens omringen
de oorzaak voor de
meeste ziekten. Om
zijn omvangrijke
studie te kunnen
schrijven
had hij
een beroep gedaan op
meer
dan tachtig
medewerkers uit
de
Nederlandse
Republiek, die hem
hadden voorzien van
medische
en
weerkundige
gegevens. |
|
Overtuigd van het grote maatschappelijke belang van een dergelijk waarnemingsnetwerk, pleitte Van den Bosch voor het voortzetten van de observaties, maar ditmaal op kosten van de Hol/andsche
Maatschappij. De
directie van deze
Maatschappij voelde
daar
echter weinig voor.
Maar Van den Bosch
zette door, daarin
gesteund door zijn
Leidse promotor, de
medische hoogleraar
bius. In Den Haag
wist hij voldoende
steun te verwerven
voor een eigen, puur
op onderzoek gericht
genootschap: de
Natuur- en
Geneeskundige
Correspondentie
Sociëteit te 's Hage, opgericht in december 1779. Dat dit genootschap juist in Den Haag werd opgericht hing samen met het feit dat in de stadhouderlijke residentie
meer dan elders in de Nederlanden de invloed merkbaar was van een centraal gezag. |
Bovendien hield men in Den Haag al sinds 1755 een stedelijke sterfteregistratie bij. De lokale overheid had dus al jaren ervaring met de
nzameling en
verwerking van
medisch-statistische
gegevens. Verder was
men in Den Haag door
particuliere
initiatieven ook
vertrouwd met de
inzameling van
eteorologische
gegevens.
Voor de Natuur- en
Geneeskundige
Correspondentie
Sociëteit werd een
organisatiestructuur
opgezet, die een
nationaal bereik zou
garanderen
en qua
financiering
volledig geënt was
op de specifieke
Nederlandse
situatie. In Den
Haag zou een 'Collegie
van Directie'
zetelen,
verantwoordelijk
voor het
coördineren,
inzamelen en
uitgeven van de
vergaarde gegevens.
Voor het financiële
draagvlak zouden
verscheidene rijke
'mecenaten'
borg
staan, allen 'lieden
van den eersten
smaak en
kundigheid'. Op
lokaal niveau zouden
diverse 'Classes' of
'Departementen'
worden opgericht,
elk met een eigen
bestuur. Deze locale
afdelingen dienden
zorg te dragen voor
de inzameling van
relevante medische
gegevens - zoals
sterf te
lijsten en
voor het werven van
contribuerende leden
of donateurs. Tevens
zouden er
correspondenten
worden aangezocht,
zowel voor de
meteorologie als
voor de geneeskunde.
Ook waren er 'leden
consultanten' die
bij specifieke
vragen konden worden
geraadpleegd.
Door
een van hen, de Franeker hoogleraar
Van Swinden (in die
dagen een erkend
autoriteit op het
gebied van de
meteorologie) werd
een uitvoerig 'Plan
tot het doen van
weerkundige
waarnemingen'
opgesteld dat de
meteorologische
waarnemers tot
handleiding kon
dienen. Het plan
bevatte instructies
voor de hantering en
aflezing van de
diverse weerkundige
instrumenten, zodat
hierin
standaardisatie en
uniformiteit
ontstonden.
Hoewel
de Correspondentie
Sociëteit
voortvarend van
start ging, is de
organisatie
eigenlijk nooit goed
van de grond
gekomen.
Er was geen
voorafgaand
voorbeeld waarop men
zich kon richten.
Alles moest van de
basis af worden
bedacht en
opgebouwd. Men had
bovendien te kampen
met een chronisch
gebrek aan
geld
en menskracht,
waardoor het
analyseren en
drukken van de
ingezamelde gegevens
soms jaren duurde.
In 1782 brak ook nog
eens oorlog met
Engeland uit
waardoor het
vaderland enorm
verarmde. Als gevolg
daarvan was er van
enige financiële
steun van de
overheid aan de
Correspondentie
Sociëteit
geen enkele sprake
meer. Het aantal
medewerkers (dat
omstreeks 1780 de
vijfhonderd naderde)
liep sterk terug.
Weerkundige
observaties zijn na
1785 nauwelijks meer
ingezameld.
In 1795
werd de uitgave van de Verhandelingen gestaakt en in 1802 werd de organisatie officieel opgeheven. De beeldvorming rond de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit is
door al deze tegenslagen lange tijd tamelijk negatief geweest.
Vanuit historisch
perspectief kan men
echter stellen dat
dit onterecht is.
Met de
Correspondentie
Sociëteit is in 1779
een voor de
Nederlanden
volstrekt nieuwe
organisatievorm
opgezet: een
genootschap namelijk
dat zich voor het
eerst in de
Nederlandse
geschiedenis
toelegde op de
standaardisatie,
inzameling én
verwerking van
wetenschappelijke
waarnemingen. De
drijfveer was
weliswaar medisch
van aard, maar de
meteorologie
profiteerde stevig
mee van deze
motivatie. Bovendien
is er door de
correspondenten veel
werk verzet: de
organisatie heeft in
totaal elf
|
|
|
|
|
|
|