De historische tijdlijn van de meteorologie
De ontwikkeling van de meteorologie heeft een lange geschiedenis, hier onder volgen de belangrijkste gebeurtenissen die zich tot heden hebben plaats gevonden. Niet alleen de historische feiten binnen ons eigen land, ook de feiten buiten Nederland zijn dikwijls belangrijk geweest voor het ontstaan en de vooruitgang van de meteorologie in Nederland en België.
 
0 - 1000 1000- 1600 1600 - 1700 1700 -1800 1800 - 1900  1900 - 2000 2000 - heden
 
14000 v Chr
 
Nederland is tijdens zeker twee ijstijden gedeeltelijk met ijs bedekt geweest. Dat heeft grote gevolgen
gehad voor het landschap. Vooral van de voorlaatste ijstijd (het Saalien) is nog veel te terug te vinden in
het relief van Nederland. Het ijs van de Scandinavische ijskap lag toen tot aan de lijn Nijmegen-Amsterdam Tijdens de laatste ijstijd kwam het landijs niet verder dan Denemarken en Noord Duitsland.
Wel was het klimaat in de stadialen erg koud, het grootste deel van de laatste ijstijd groeiden er geen
bomen in Nederland. In de extreem koude periode van 21000 tot 18000 jaar geleden was er poolwoestijn waarin de wind vrij spel had. Kort daarna volgde een nieuwe IJstijd die 100.000 jaar duurde.
 
3000 v Chr
 
Meteorologie in India kan worden teruggevoerd tot ongeveer 3000 v.Chr., Met geschriften zoals de Upanishads , die discussies bevatten over de processen van wolkenvorming en regen en de seizoenscycli
die worden veroorzaakt door de beweging van de aarde rond de zon.



 
2500 v Chr
 
Het oude Egypte was een ideale bakermat van beschaving. Het weer was er warm en zonnig en de
Nijl leverde voldoende water voor de bevloeiing. De Egyptenaren probeerden de bewegingen van de sterren
te gebruiken als leidraad voor het jaarlijkse stijgen en dalen van de rivier en van de duur van de periodieke overstromingen die hij teweegbracht. De Egyptenaren geloofden dat de zonnegod Ra de bewegingen van
de hemellichamen beheerste, door iedere dag in zijn zonneboot langs de hemel te reizen en 's nachts naar
de onderwereld terug te keren. Osiris werd gezien als zowel de heerser van de doden als de bron van vruchtbaarheid voor de levenden. Hij regelde het ontkiemen van gewassen en de jaarlijkse overstromingen van de Nijl.
 
2500 - 610
v.ch
r
 
De oppergod van Babylonië dat in het zuiden van Mesopotamië de grootste bloei bereikte, was Mardoek. Aanvankelijk was hij alleen degod van het onweer, maar later ook van de gehele atmosfeer.
Een van oudste en goed bewaarde tabletten is het zogenaamde Venus-tablet van Ammisaduqa, dat beschreven werd onder de heerschappij van koning Ammisaduqa van Babylon, ergens tussen 1646
en 1626 v.Chr. Het tablet bevat de volgende tekst: "In maand 11, de 15e dag, verdween Venus in het Westen. Drie dagen lang bleef zij weg, en toen op de 18e dag werd zij weer zichtbaar in het Oosten. Bronnen zullen zich openen en Adad zal zijn regen brengen en Ea zijn vloedstromen.Boodschappen van verzoening zal worden verzonden van koning tot koning...".
 
1300 - 256
v.ch
r
 
Het Taosi Ancient Observatory in de provincie Shanxi in de 21e eeuw voor Christus was het eerste observatorium ter wereld. Meteorologische informatie is gevonden in de orakelbeeninscripties van ruïnes
uit de Shang-dynastie van meer dan 3000 jaar geleden. Gedichten die weersverschijnselen beschrijven dateren uit de Zhou-dynastie (1046–256 v.Chr.)
voorspellingen. 


 
668 - 626
v.ch
r
 
Sommige volkeren, in het bijzonder de Babyloniërs, probeerden veranderingen op korte termijn in het weer
te voorspellen. Hun voorspellingen waren gebaseerd op astronomische waarnemingen, op de uiterlijke kenmerken van wolken en op optische verschijnselen aan de hemel zoals Halo's.
Eén van de voorspellingen die zijn vastgelegd in de bibliotheek van kleitabletten van de Assyrische koning Assurbinal luidt: 'Als de maan in een donkere kring is, zal de maand regen brengen of pakken zich wolken samen ...'Dit was het begin van de volksweerkunde die de grondslag zou vormen voor de latere voorspellingen.  
 
500 - 400 
v.ch
r
 
Thales kan zich kwalificeren als de eerste Griekse meteoroloog. Hij publiceert de weersvoorspellingen in Griekenland en werden formeel uitgegeven om mensen te helpen bij het plannen van hun seizoensgebonden teeltactiviteiten. De studie van weerpatronen wordt bekend als meteorologie. Deze term komt van het Griekse woord ‘meteoros’, wat ‘hoog in de lucht’ betekent.


 
 
384 - 322
v.ch
r
 
Het woord meteorologie is afkomstig uit het boek Meteorologica geschreven door door Aristoteles. Aristoteles combineerde hierin waarnemingen met speculaties over de oorzaken van verschijnselen aan
het firmament. Het Griekse woord meteoron refereert aan zaken hoog in de lucht, dat is, tussen de aarde
en de sterren. Logos betekent studie. Aristoteles oordeelde dat er vier fundamentele functies zijn: warmte, koude, droogte en vochtigheid en onder invloed van die functies worden vier elementen gevormd:
lucht, vuur, aarde en water.
 
 
600 v.chr
 
Omstreeks 300 voor Christus hadden Chinese astronomen een kalender ontwikkeld waarin het jaar was onderverdeeld in 24 'feesten', die gekoppeld waren aan het weer in elk van die perioden. Het oudste meteorologisch instrument is waarschijnlijk de regenmeter 



 
372 - 282
v.ch
r
De vier elementen van Empedocles (aarde, water, lucht en vuur) afgebeeld in Lucretius.
 
De wet van de Griekse wiskundige Archimedes gaat over de opwaartse kracht, wordt veroorzaakt door de met de diepte toenemende hydrostatische druk. In het eenvoudige geval van een ondergedompelde kubus met horizontaal boven- en ondervlak is de druk op het ondervlak groter dan op het bovenvlak. Het verschil veroorzaakt de opwaartse kracht. Het Positief drijfvermogen is nodig voor de vorming van convectieve wolken ( cumulus , cumulus congestus en cumulonimbus ).

 
 
 
372 - 282 v.chr
 
   
Hygrometers werden bedacht en ontwikkeld tijdens de Shang-dynastie in het oude China om het weer te bestuderen. De Chinezen gebruikten een stuk houtskool en een klomp aarde: het droge gewicht werd bepaald en vergeleken met het vochtige gewicht nadat het in de lucht was blootgesteld. De verschillen in gewicht zijn gebruikt om de luchtvochtigheid te meten. Andere technieken werden toegepast met massa Door een klomp aarde en een stuk houtskool aan de twee uiteinden van een staf afzonderlijk te hangen
en een vast hijskoord aan het middelpunt toe te voegen om de staf horizontaal in droge lucht te maken, werd een oude hygrometer gemaakt.
 
 
48 v.chr
 
 
  De vroegste windwijzer die we kennen, is in Griekenland gebouwd door de astronoom Andronicus en opgericht ter ere van de Griekse god Triton. De Toren der Winden, dateert uit de eerste eeuw voor
Christus. en is een achthoekig bouwwerk van 12 m. hoog en 3,2 m. lang aan iedere zijde. Hij staat op een basis van drie treden en heeft twee ingangen waarvoor kleine portieken stonden met ieder twee
Korinthische zuilen. Het gebouw is gemaakt van Pentelisch marmer. Boven op ieder van de acht kanten
is in reliëf de god van een wind afgebeeld, elk precies op de richting waaruit hij waait.
0-1000 
De historische tijdlijn van de meteorologie - periode 0 - 1000
 
 
10 - 70
 
 
  Hero of Alexandria ontwikkelde rond 50 na Christus een primitieve thermoscoop, een vroeg apparaat om het principe van luchtexpansie en -contractie als gevolg van temperatuurveranderingen te demonstreren,
in plaats van een functionele thermometer. Dit vroege instrument zou kunnen aantonen of de luchttemperatuur steeg of daalde, maar geen kwantitatieve schaal had, wat een latere ontwikkeling was door wetenschappers als Galileo Galilei.
 
 
23 - 77
 
 
  Ook de Romeinen werden sterk beïnvloed door Aristoteles. De Romeinse schrijver Plinius de Oudere stelde een Historia Naturalis samen, een monumentale encyclopedie van 37 boeken waarin de werken van ongeveer 2000 Romeinse en Griekse schrijvers waren verenigd, samen met waarnemingen en bijgeloof uit Egypte en Babylonië. Boek 2 handelde over volgende onderwerpen: Kosmologie, astronomie, meteorologie, vulkanologie, geologie.
 
 
23 - 77
 
 
  De Chinese filosoof Wang Chong uit de Han-dynastie, stelt dat regen wordt verdampt van water op aarde naar de lucht en vormt wolken, bewerend dat wolken condenseren tot regen en ook dauw vormen, en
zegt dat wanneer de kleding van mensen in hoge bergen wordt bevochtigd, dit komt door het door de lucht zwevende regenwater. Wang Chong schreef: Wat betreft het komen van regen uit de bergen, sommigen zijn van mening dat de wolken de regen met zich meedragen, zich verspreiden terwijl het neerslaat (en ze hebben gelijk). Wolken en regen zijn eigenlijk hetzelfde. Water dat naar boven verdampt, wordt wolken, die condenseren tot regen, of nog verder tot dauw.
 
 
100 
 
 
  Hero van Alexandrië vond allerlei apparaten uit die werkte op lucht-, stoom- of waterdruk. Een van die apparaten was een stoommachine genaamd aeolipile. Dit apparaat werkt door in een luchtdichte kamer
lucht op te waren en dit te laten ronddraaien door de warme lucht te laten ontsnappen via buisjes(
zie plaatje hiernaast). De naam is afgeleid van de Griekse god Aeolos. Het is een vroeg voorbeeld van de latere derde wet van Newton: actie=reactie, dit is eigenlijk een vroeg voorbeeld van een stoommachine
en een voorloper van de straalmotor en raket.
 
 
100 
 
 
  De Brihat-Samhita beschrijft diverse aspecten van de atmosfeer, waaronder weersverschijnselen zoals wolkenvorming, wind en regenbogen, en voorspelt het weer door middel van astrologische en empirische tekens, zoals planetaire posities en natuurlijke voorboden van aardbevingen. Varahamihira, de auteur, beschreef ook klimaatzones en de seizoensgebonden veranderingen die verband houden met de moesson, wat een vroege vorm van climatologie en meteorologie vertegenwoordigt.
 
 
600
 
 
   De dichter Kalidasa noemt in zijn epische Meghaduta de datum van het begin van de zuidwestelijke moesson boven centraal India en volgt het pad van de moessonwolken. Meghaduta" is een oud Sanskrietgedicht van Kalidasa over een Yaksha die een bericht naar zijn geliefde stuurt met behulp van een wolkenboodschapper, geen hulpmiddel voor moderne moessonvoorspellingen. Voor moderne moessonvoorspellingen gebruiken boeren de mobiele app Meghdoot, een gezamenlijk initiatief van de Indiase Meteorologische Afdeling  en andere instanties, om gelokaliseerde weeradviezen en -voorspellingen te ontvangen.
 
 
560 - 636
 
 
   Het meest bekende werk van Isidorus is een encyclopedie, bestaande uit 20 boeken, waarin de kennis van zijn tijd werd samengebracht en op systematische wijze werd beschreven. Het werk brengt verschillende onderwerpen samen zoals grammatica, retorica, rekenkunde, muziek, astronomie, geneeskunde, kosmologie en meteorologie. In het hoofdstuk gewijd aan Meteorologie bespreekt hij de donder ,
wolken, regenbogen en wind.
 
 
560 - 636
 
 
  In een Verhandeling over de efficiënte oorzaak van de stroom en eb, presenteert Al-Kindi een theorie over getijden die 'afhangt van de veranderingen die plaatsvinden in lichamen als gevolg van de stijging en
daling van de temperatuur. Hoe als gevolg van extreme koude lucht in water verandert. Bij het uitleggen van de natuurlijke oorzaak van de wind , en het verschil in richting op basis van tijd en locatie, schreef hij: Als de zon in zijn noordelijke declinatie staat, zullen noordelijke plaatsen opwarmen en zal het naar het zuiden koud zijn. Dan zet de noordelijke lucht zich uit in zuidelijke richting vanwege de hitte door het samentrekken van de zuidelijke lucht. Daarom zijn de meeste zomerwinden verdiensten en de meeste winterwinden niet.
 
815 - 896
 
Al-Dinawari, een Koerdische natuuronderzoeker, schrijft de Kitab al-Nabat ( Boek van planten ), waarin hij  zich bezighoudt met de toepassing van meteorologie op de landbouw tijdens de islamitische landbouwrevolutie . Hij beschrijft het meteorologische karakter van de lucht,  de planeten en sterrenbeelden , de zon en de maan, de maanfasen die seizoenen en regen aangeven,
de anwa ( hemellichamen van regen) en atmosferische verschijnselen zoals wind, donder, bliksem,
sneeuw, overstromingen. , valleien, rivieren, meren, bronnen en andere waterbronnen.
 
 
900
  Ibn Wahshiyya 's Nabatean Agriculture bespreekt de weersvoorspelling van atmosferische veranderingen en tekenen van de planetaire astrale veranderingen; tekenen van regen gebaseerd op observatie van de maanfasen , aard van donder en bliksem, richting van zonsopgang, gedrag van bepaalde planten en dieren,
en weersvoorspellingen gebaseerd op de beweging van wind; pollenized lucht en wind; en vorming van winden en dampen  
 
 
950
   
Toen de Polynesische voorouders van Māori naar Nieuw-Zeeland reisden, zochten en gebruikten ze kennis over het weer. Ze zouden naar het zuiden zeilen om de westelijke wind op te vangen en naar het noorden om de zuidoostelijke passaatwinden op te vangen. Māori gebruikte traditioneel de patronen en kleuren van wolken om het weer te voorspellen. Ze observeerden wolkenformaties bij zonsondergang om te zien of en wanneer het de volgende dag zou regenen.
 
1000-1500 
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 1000 - 1500 
 
1021
 
Ibn al-Haytham (Alhazen) schrijft over de atmosferische breking van licht, de oorzaak van ochtend- en avondschemering . Hij trachtte met behulp van hyperbool en geometrische optica basiswetten voor atmosferische refractie in kaart te brengen en te formuleren. Hij geeft de eerste juiste definitie van de schemering , bespreekt atmosferische refractie , laat zien dat de schemering het gevolg is van atmosferische refractie en begint pas als de zon 19 graden onder de horizon staat , en gebruikt een complexe geometrische demonstratie om de hoogte van de aardatmosfeer te meten. als 52.000 passuum (49 mijl).
 
1022
   
Risala fi l-Daw' (Verhandeling over Licht) is een optisch werk van de Arabische wetenschapper Ibn al-Haytham dat een aanvulling vormt op zijn beroemde Kitab al-Manazir (Boek van de Optica). In dit verhandeling voerde hij verder onderzoek uit naar de eigenschappen van licht en luminantie, en was hij een van de eersten die experimenteel onderzoek deed naar lichtbreking en lichtverspreiding in kleuren . Hij bespreekt de meteorologie van de regenboog , de dichtheid van de atmosfeer en verschillende hemelverschijnselen , waaronder de zonsverduistering , schemering en maanlicht.
 
 
1027
 
Avicenna publiceert The Book of Healing , waarin zijn essay over mineralogie en meteorologie in zes hoofdstukken bevat: vorming van bergen; de voordelen van bergen bij de vorming van wolken; bronnen
van water; oorsprong van aardbevingen ; vorming van mineralen ; en de diversiteit van het aardse terrein . Hij beschrijft ook de structuur van een meteoor , en zijn theorie over de vorming van metalen combineerde de alchemistische zwavel-kwiktheorie van metalen (hoewel hij kritisch was over alchemie ) met de mineralogische theorieën van Aristoteles en Theophrastus . Zijn wetenschappelijke methodologie van veldobservatie was ook origineel in de aardwetenschappen. 
 
1080
   
Abu 'Abd Allah Muhammad ibn Ma'udh was een islamitische geleerde uit Al-Andalus in de tweede helft
van de 11e eeuw, die een belangrijk werk over optica schreef dat later, ten onrechte, werd toegeschreven aan Alhazen. Dit werk, bekend als de Liber de Crepisculis, bevat experimentele gegevens over de hoek
van de zon tijdens de ochtend- en avondschemering en een poging om de hoogte van atmosferische vochtigheid te berekenen, wat resulteerde in een opvallend nauwkeurige waarde van 18°.  
 
 
1088
 
Shen Kuo schreef de levendige beschrijvingen van tornado's. De eerste bekende beschrijving ervan in Oost-Azië. Hij gaf ook de redenering dat regenbogen werden gevormd door de schaduw van de zon in regen, die optrad wanneer de zon erop zou schijnen. Paul Dong schrijft dat Shen's uitleg van de regenboog als een fenomeen van atmosferische refractie "in wezen in overeenstemming is met moderne wetenschappelijke principes". Shen veronderstelde dat zonnestralen breken voordat ze het aardoppervlak bereiken, waardoor mensen op aarde die de zon observeren deze niet op zijn exacte positie bekijken, met andere woorden, de hoogte van de schijnbare zon is hoger dan de werkelijke hoogte van de zon.
 
1121
   
Al-Khazini , een moslimwetenschapper van Byzantijnse Griekse afkomst, publiceert het Boek de Balans van Wijsheid is een encyclopedie van middeleeuwse mechanica en hydrostatica, bestaande uit acht boeken met vijftig hoofdstukken. Het is een studie van het hydrostatische evenwicht en de ideeën achter statica en hydrostatica, het behandelt ook andere niet-gerelateerde onderwerpen. 
 
 
 
1185
   
De Spaanse astronoom Johannes van Toledo voorspelde dat in september van het komende jaar alle planeten bij elkaar zouden staan, hetgeen stormen, hongersnood en andere rampen zou veroorzaken. Hoewel niets daarvan waarheid werd, bleef de astrometeorologie  nog tot in de achttiende eeuw een bloeiende activiteit. Almanakken waren in de zeventiende en achttiende eeuw erg populair in Europa en
Noord-Amerika. Zij bevatten vaak weersvoorspellingen en raadgevingen voor boeren, en ook informatie
over astronomische gebeurtenissen en religieuze feestdagen. 
 
1200 - 1280
   
De stelling dat Sint Albertus de Grote als eerste voorstelde dat regenbollen de oorzaak waren van regenbogen, wordt niet ondersteund door de verstrekte gegevens en is in strijd met historische bronnen;
hij beschreef weliswaar de vorm van regendruppels, maar andere wetenschappers zoals Theodoricus van Freiberg en Marcus Antonius de Dominis boden een meer accurate verklaring voor het ontstaan van regenbogen door lichtbreking en -weerkaatsing in de druppels. 
 
 
 
1276
   
Roger Bacon was niet de eerste die de hoekgrootte van de regenboog berekende; hij deed wel belangrijke onderzoekingen naar optica, waaronder de breking van licht, maar zijn werk was voornamelijk gericht op het ontwikkelen van brillen en het begrijpen van breking in plaats van specifieke regenboogberekeningen. De eerste die de hoekgrootte van de regenboog berekende, was waarschijnlijk de Franse wiskundige Theodorus van Chartres in de 12e eeuw of de Iraanse geleerde Qutb al-Din al-Shirazi in de 13e eeuw, die de rol van licht en reflectie in regenbogen bestudeerde.  
 
 
1250 - 2311
 
Theoderik van Freiburg kon aan het begin van de veertiende eeuw een van de eerste correcte geometrische analyses van dit fenomeen geven. Op basis van zijn twee eerdere werken over licht en kleur schreef over de regenboog en de indrukken gecreëerd door bestraling. Onder andere eigenschappen legde hij in detail uit de kleuren en posities van de primaire en secundaire regenbogen het pad van zonlicht binnen een druppel: lichtstralen worden gebroken bij het binnendringen van de atmosferische druppels, vervolgens gereflecteerd in de druppels en uiteindelijk weer gebroken bij het verlaten ervan de vorming van de regenboog: hij legt de rol uit van de individuele druppels bij het creëren van de regenboog het fenomeen van kleuromkering in de secundaire regenboog 
 
1337
   
Engelse geleerde, ook bekend als Morley of Merlee, die de eerste reguliere, systematische weerregistraties bijhield en een van de eersten was die een wetenschappelijke voorspelling probeerde. De Babyloniërs hadden windrichtingen vastgelegd in ca. 900 v. Merle was echter de eerste individuele figuur die met name in verband werd gebracht met meteorologie. Hij behield zijn weerrecords in Oxford, Engeland, van 1337-1344. 
 
 
 
1441
 
In de vroege dagen van de Joseon-dynastie was er een systeem om de regenval in een regio te meten
en te rapporteren ten behoeve van de landbouw. De methode om regen in die tijd te meten was echter primitief, namelijk het meten van de diepte van regenwater in plassen. In 1442 gaf de koning de Gwansanggam opnieuw opdracht om een ​​gestandaardiseerd systeem te ontwerpen om de regenval te
meten en te registreren. Hij beval ook zijn provinciale gouverneurs, aangesteld door de koning,
om dezelfde Cheugugi te installeren op de binnenplaats van elk provinciaal kantoor, waar de gouverneurs de regen zouden meten en registreren.
 
1450
 
De anemometer is weinig veranderd sinds zijn ontwikkeling in de 15e eeuw. Leon Battista Alberti zou rond 1450 de eerste mechanische anemometer hebben uitgevonden. In de daaropvolgende eeuwen
ontwikkelden talloze anderen hun eigen versies. In 1846 verbeterde John Thomas Romney Robinson het ontwerp door vier halfronde kommen en mechanische wielen te gebruiken. In 1926 ontwikkelde de
Canadese meteoroloog John Patterson een anemometer met drie kopjes, die in 1935 door Brevoort en Joiner werd verbeterd. In 1991 voegde Derek Weston de mogelijkheid toe om de windrichting te meten.
In 1994 ontwikkelde Andreas Pflitsch de sonische anemometer. 
 
1452 - 1519
 
De dagboeken van Leonardo da Vinci (1452-1519) bevatten ontelbare studies van weersverschijnselen en ontwerpen voor weerkundige instrumenten, zoals de hygrometer. Dit instrument meet het vochtgehalte van de lucht op het moment dat de meting wordt genomen. Een huishoudelijke naam, die al in Leonardo's dag bestaat, bestaat uit twee schalen waar één schaal een hygroscopische stof bevat(spons, katoenwol),
en in de andere schaal was. (Was absorbeert geen water.) Bij droge weersomstandigheden markeert de weegschaal nul. Aangezien het vocht in de lucht toeneemt en het gewicht van de hygroscopische stof daardoor stijgt, wijst de schaal naar de pan waar de hygroscopische stof is. 
 
1481
   
Yuriy Drohobych schreef niet over het klimaat in zijn eigen stad; in plaats daarvan schreef hij dat klimatologische omstandigheden afhankelijk zijn van de breedtegraad van een geografische locatie en dat
de patronen en wetten van de wereld kenbaar zijn door observatie. Zijn publicatie uit 1481, Iudicium precosionum anni MCCCCLXXXI, bevatte zijn observaties over weersvoorspellingen en atmosferische verschijnselen, en koppelde deze aan het klimaat.  
 
 
 
1488
   
Johannes Lichtenberger publiceert de eerste versie van zijn Prognosticatio. Een prognosticatie is een tekst meestal uitgegeven als een boekje in almanakvorm met voorspellingen van astrologische aard voor het komende jaar, over het weer, de seizoenen, de vruchtbaarheid, de oogst, visvangst, oorlog en vrede, ziektes, levensduurte en alles wat met het dagelijkse leven te maken heeft. Daarnaast bevatten de werkjes ook de stand van aarde, maan en zon, de stand van de planeten en voorspellingen van zons- en maansverduisteringen
 
 
1494
   
Christoffel Columbus werd tijdens zijn reizen over de Atlantische Oceaan met tropische stormen geconfronteerd, met name tijdens zijn tweede reis (1494), toen hij met zijn vier schepen vastzat in een orkaan ten zuiden van Cuba. Dit was de eerste keer dat een Europeaan een orkaan beschreef, en het gebeurde in de buurt van het huidige Santa Cruz del Sur, Cuba. Later, tijdens zijn vierde reis (1503),
leden zijn schepen ook schade door een storm voor de kust van Cuba, waardoor ze strandden op Jamaica.  
 
 
 
1500
   
De windroos die de obelisk op het Sint-Pietersplein omringt, is een diagram dat de kompaspunten gebruikt
om de verschillende windrichtingen weer te geven. Elk van deze zestien elliptische witmarmeren markeringen is gelabeld met het kompaspunt en de naam van de wind uit die richting. Hoewel de 'windroos'
(Italiaans: rosa dei venti) al sinds de oudheid bestaat, werden deze markeringen rond 1852 aan het plein toegevoegd toen Pius IX de vier zevenarmige kandelabers met fonteinen en de verkeersvrije cirkel binnenin toevoegde de 68 korte granieten palen.
 
 
1505
 
Het weerboekje is een meteorologisch volksboek van Leonhard Reynmann dat voor het eerst verscheen in 1505. Daarmee is het een van de oudste werken in zijn soort Tegelijkertijd is het de eerste lijst van weerregels die niet alleen gebaseerd is op weerwetenschap uit oude en middeleeuwse bronnen, maar ook op waarnemingen. Niettemin verwijst het boek ook naar oudere astrologische bronnen, waarvan sommige woordelijk worden opgevat, zoals Ptolemaeus. Sommige weerregels hebben ook hun weg gevonden naar traditionele, mondelinge kennis als boerenregels. Aan het einde van het weerboekje staan rond de 50 berijmde verzen, waarvan de meeste gaan over de interpretatie van voortekenen voor regen.
 
1540
 
Het jaar 1540 staat ook wel bekend als het grote zonnejaar. Het midden en westen van Europa hadden in 1540 een Mediterraan klimaat. De zomer van 1540 begint feitelijk al in februari. Het zonnige warme weer houdt negen maanden aan. De rivieren vallen nagenoeg droog. Daardoor werken de watermolens niet meer. Het was uitzonderlijk droog en heet: tussen maart en augustus viel nauwelijks regen en vooral van april tot en met juli was het extreem warm. In juli viel op verschillende plaatsen geen druppel. Ook na de zomer hield het zonnige, warme en droge weer aan. Zelfs in oktober 1540 keerden zon en warmte terug waarna het afgezien van enkele korte regenbuien tot de jaarwisseling droog en zonnig bleef
 
1543
 
De Pool Nicolaus Copernicus wijdde zich aan het einde van zijn leven aan de studie van de antieke sterrenkundigen. Zijn hoofdwerk, De revolutionibus orbium coelestium, Over de omwentelingen van de hemelse sferen verscheen in 1543. Tot dan toe werd de aarde als het vaste middelpunt van het heelal hadden gezien waar zon, maan, sterren en planeten om heen draaien, in het zogenaamde geocentrische model, stelde Copernicus dat de zon het middelpunt van het heelal is. De aarde en planeten bewegen om de zon. Alleen de maan draait om de aarde. Bovendien wordt de afwisseling van dag en nacht niet veroorzaakt door de omwenteling van de hemel, maar van de aarde zelf. Dit wordt het heliocentrische model genoemd.
 
1546
   
Gerard Mercator was een cartograaf, instrumentmaker en graveur, afkomstig uit het Graafschap Vlaanderen en het Waasland die al tijdens zijn leven als de "Ptolemaeus van zijn tijd" beschouwd werd. Hij paste als eerste een hoekgetrouwe kaartprojectie toe; later naar hem mercatorprojectie genoemd.


 
 
1593
 
Hoewel de Galileo-thermometer wel vernoemd is naar Galileo Galilei, heeft hij hem zelf niet uitgevonden. Galilei heeft echter wel het principe ontdekt, waarop deze thermometer gebaseerd is. Dit principe is het feit dat de dichtheid van een vloeistof verandert in verhouding tot de temperatuur. Op basis van dit principe bedacht Galilei de 'thermoscoop'. Bij veranderende temperatuur verandert ook de dichtheid van de vloeistof, waardoor de glasbelletjes met hun eigen karakteristieke dichtheid omhoog of omlaag gestuwd worden. Dit is volgens de wet van Archimedes omdat voorwerpen met een lagere massadichtheid omhoog gaan zweven en die met een hogere zinken.
1600-1700 
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 1600 - 1700
 
1611
   
In 1611 onderzocht de Duitse astronoom Johannes Kepler de vorm van ijskristallen.
In zijn De Nive Sexangula Stellata (Over de Zeshoekige Sneeuwvlok) stelde hij de vraag waarom ijskristallen altijd zeshoekig van vorm zijn. Hij bedacht een theorie dat het te maken heeft met bollen die als je ze dicht opstapelt ook zo'n structuur te zien geven. Hij realiseerde zich dat hij niet de middelen had om het goed te kunnen onderzoeken.
 
 
 
1611
   
Marco Antonio de Dominis publiceerde in 1611 in Venetië een wetenschappelijk werk getiteld:
Tractatus de radis visus et lucis in vitris, perspectivis et iride, waarin volgens Isaac Newton eerste wet
was om de theorie van de regenboog te ontwikkelen, door aandacht te vestigen op Het feit dat in elk regendruppel het licht twee refracties en een tussentijdse reflectie ondergaat. Zijn aanspraak op dat onderscheid wordt echter betwist voor Descartes.
 
 
1620
 
De in het weer geïnteresseerde Isaac Beeckman uit Zierikzee zag in 1621 op het stadhuis in Delft de thermoscoop van Cornelis Drebbel. Beeckman raakte zo gefascineerd dat hij in Dordrecht, waar hij op
het dak de school een torentje bouwde voor weer- en sterrenkundige waarnemingen. Beeckman nam zijn observatorium in 1628 in gebruik en was de eerste ter wereld met een weerstation. De meetgegevens zijn nooit gevonden, wel zijn dagboeken met weerkundige aantekeningen uit de jaren 1612-1615 in Zeeland. Zulke dagboeken met dagelijkse aantekeningen van bewolking en windrichting uit een ver verleden zijn van grote waarde voor klimaatonderzoek.
 
1643
 
In 1643 deed Torricelli als eerste de bekende kwikbuisproef, al had zijn opstelling nog geen schaalverdeling
en was het dan ook niet echt een barometer. Hij vulde een dunne buis van een meter lengte in zijn geheel met kwik en zette de buis op zijn kop in een bakje met kwik. Het kwik zakte voor een deel uit de buis,
maar een kolom van circa 76 cm bleef in de buis staan. De hoogte van deze kwikkolom varieerde een
beetje met de weersomstandigheden.Als de kolom wat zakte kwam er meestal regen en storm. Bij stralend rustig weer stond de kolom hoog. Torricelli trok hieruit de gevolgtrekking dat de druk die het gewicht van het kwik in de kolom op het kwik in het bakje uitoefende gelijk moest zijn aan de druk die de luchtkolom van de atmosfeer er op uitoefende 
 
1648
   
Pascal toonde proefondervindelijk aan dat de luchtdruk op verschillende hoogten verschilt (door de hoogte van kwik in een buis op verschillende hoogten te meten). Hoe lager de meting werd uitgevoerd, hoe hoger
het kwik in de buis steeg, dus hoe hoger ook de luchtdruk moest zijn op dat niveau en omgekeerd.
Daarmee werd tevens vastgesteld dat de atmosfeer eindig is: de luchtdruk is het grootst net boven
de grond (zeeniveau); deze moet gelijk zijn aan het gewicht van de totale luchtkolom boven een oppervlakte-eenheid. 
 
 
1648
   
De natuurfilisoof Johannes Baptista Van Helmont (1579-1644) draagt bij tot het wetenschappelijk begrip “experimentele methodologie”, wat proefondervindelijk onderzoek inhoudt. Hij is de eerste die het woord “gas” – meer bepaald “gasmaeckinge” – gebruikt. Het woord is een afleiding van het Griekse woord "chaos". Hij voert ook experimenten uit met een "thermoscoop"; dit is een voorloper van de thermometer. In 1648 wordt zijn werk "Ortus medicinae" postuum gepubliceerd in Amsterdam.
 
 
1654 - 1667
 
In 1654 richtte Ferdinando II de Medici het eerste meetnet voor weerkundige waarnemingen op. Waarnemingsstations over heel Europa dat bestond uit meteorologische stations in Florence , Cutigliano , Vallombrosa , Bologna , Parma , Milaan , Innsbruck , Osnabrück , Parijs en Warschau. Deze werden uitgerust met gestandardiseerde weerkundige instrumenten voor het meten van onder andere luchtdruk, windrichting, temperatuur, vochtigheid. De verzamelde gegevens werden op regelmatige tijdstippen centraal naar de Accademia del Cimento in Florence gestuurd . Het meetnet hield op te bestaan nadat de academie in 1667 werd gesloten.
 
1654 - 1667
 
DeMaagdenburger halve bollen zijn twee losse halve bollen van sterk materiaal die tegen elkaar aan worden gehouden, waarna de ruimte binnen de zo ontstane bol vacuüm wordt gezogen. Door de luchtdruk op het buitenoppervlak blijven de halve bollen tegen elkaar aangedrukt. Deze proef werd door Otto von Guericke,
de toenmalige burgemeester. Zestien paarden waren niet in staat de twee bolhelften met een diameter van circa 50 cm van elkaar te scheiden. De kracht die overwonnen was gelijk aan het gewicht van een massa
van 2 ton. Von Guericke demonstreerde de grootte van de luchtdruk op grondniveau, die het gevolg is van het gewicht van de aardatmosfeer. en heeft zich ontwikkeld tot de grondlegger van de vacuümtechniek.
 
1655
 
in 1655 publiceerde Robert Boyle Occasional Reflections on Verschillende onderwerpen Wether in the World, een werk dat de constructie van een thermometer omvatte, en bestudeerde hij ook hoe het verwarmen
van vaste stoffen hun volume beïnvloedt. Hij leverde belangrijke wetenschappelijke bijdragen, hoewel hij
het meest bekend is vanwege de wet van Boyle, die later in 1662 werd gepubliceerd en waarin de omgekeerde relatie tussen de druk en het volume van een gas wordt beschreven. De eerste gesloten thermometer wordt vervaardigd door Boyle. Als vulvloeistof wordt ethylalcohol (het gewone alcohol uit dranken) gebruikt.
 
1662
   
Sir Christopher Wren heeft geen specifiek weerinstrument ontworpen dat momenteel bekend staat als de "weer Sir Christopher Wren die de regenmeter van de emmer laat kantelen"; in plaats daarvan wordt Wren gecrediteerd voor het uitvinden van de eerste automatische stortbakregenmeter in de 17e eeuw, een apparaat dat automatisch regenval registreert door een kleine emmer te kantelen om deze te legen, waarbij het aantal tips overeenkomt met de hoeveelheid regen. Wren ontwikkelde ook een eerdere, niet-registrerende automatische regenmeter en een complexer automatisch weerstation, een Weather Clock genaamd, met een kantelbakregenrecorder.  
 
 
1663
   
De wet van Boyle is een gaswet, die stelt dat de druk en het volume van een gas een omgekeerde relatie hebben. Als het volume toeneemt, neemt de druk af en omgekeerd, wanneer de temperatuur constant wordt gehouden. Wanneer het volume wordt gehalveerd, wordt de druk daarom verdubbeld; en als het volume wordt verdubbeld, wordt de druk gehalveerd.

 
 
1665
   
Isaac Newton ontwikkelt zijn theorie over het lichtspectrum. In 1665 plaatste hij voor het eerst een glazen prisma in de lichtbundel en zag hij vervolgens de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet op zijn muur verschijnen. Newton noemde de kleurenband op zijn muur spectrum, een woord uit het Latijn dat ‘(geestes)verschijning’ betekent. Ook toonde hij aan dat met een tweede prisma de kleuren
van de regenboog weer tot wit licht samengevoegd kunnen worden.
 
 
1660
   
De vroegste windmeter werd in 1450 ontworpen door de Italiaanse uitvinder en architect Leon Battista Alberti. Zijn apparaat bestond uit een schijf die loodrecht op de richting van de wind was geplaatst en die door de wind zou draaien, waarbij de hellingshoek van de schijf tijdelijk de kracht ervan onthulde.
Dezelfde anemometer werd later vele jaren later opnieuw uitgevonden door de Engelsman Robert Hooke,
die vaak ten onrechte wordt gezien als de uitvinder van de anemometer
 
 
1670
   
De Vlaamse Jezuïet Ferdinand Verbiest (1623-1688) bouwt een thermoscoop in Beijing en hij schenkt deze voorloper van de thermometer aan keizer K’ang-si. Verbiest’s werk “Astronomia Europea” wordt in 1687 in het Duitse Dillingen uitgegeven. In het hoofdstuk over meteorologie worden Verbiest’s tekeningen van de
door hem gebouwde hygroscoop en thermoscoop gepubliceerd.
 
 
1686
   
Edmund Halley ontdekt en beschrijft voor het eerst de relatie tussen de luchtdruk en hoogte boven
zeeniveau. Ook ziet hij als eerste de verbanden tussen passaatwinden en moessons.
Op de eerste meteorologische kaart staat een overzicht van de richtingen van de passaatwinden en moessons. Hij schrijft de circulatie van heersende winden toe aan de opwarming door de zon en de
draaiing van de aarde, waardoor ze er algemene oostelijke wind staat.
 
 
1697
   
De Leidse filosoof Wolfert Senguerd begint met het dagelijks noteren van de standen van verschillende barometers en thermometers.De meteorologische gegevens bestaan ​​uit luchtdruk, temperatuur,
windrichting, windkracht en weer. De routinematige waarnemingstijd verwijst waarschijnlijk naar
de ochtend, aangezien aanvullende waarnemingen in de middag of avond plaatsvonden.
 

1700-1800
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 1700 - 1800
 
1705 - 1734
 
Op 19 december 1705 begon Cruquius enkele keren per dag met aflezingen van temperatuur, luchtdruk, vocht en neerslag. Hij maakte gebruik van primitieve instrumenten, zoals een opvangbak voor de regen en een luchtthermometer. Dit instrument bestond uit een afgesloten U-vormige buis, waarvan een uiteinde uitmondde in een met lucht gevulde bol. Bij verwarming zette de lucht uit en werd de vloeistof in de buis omlaag gedrukt. Cruquius bedacht een eigen schaalverdeling. thermometerschaal bestond. Vanaf 1727 vermeldde hij de temperatuur in graden Fahrenheit.Hij onderhield nauwe contacten met een Engelse meteorologische organisatie, die voorschreef hoe de metingen moesten worden gedaan.
 
1709
   
Voor zover we weten, wordt de eerste meteorologische waarneming met een instrument in België
genoteerd tijdens de zeer koude winter van 1708-1709:
"De koude startte gevoeld te worden de dag voor Driekoningen ... De Maas vroor dicht tot een diepte van 5 (Parijse) voet (of 1,62 m). De Réaumur-thermometer toonde 15 en een kwart graad (dit is -19°C)."

Het is niet helemaal duidelijk of dit wel een echte waarneming was of eerder een schatting die later gedaan werd ter vergelijking met andere koude winters uit de 18de eeuw.
 
 
1714
   
Daniel Fahrenheit wordt gecrediteerd voor de uitvinding van de eerste betrouwbare thermometer,
gemaakt van glas en kwik. Hij wordt ook gecrediteerd voor de productie van de eerste reproduceerbare thermometers in 1709, waarbij verschillende thermometers konden worden geproduceerd met dezelfde temperatuur in dezelfde situatie.

 
 
1721 - 1722
   
Tijdens zijn reis met het schip de "Sint Pieter" van de Oostendse Compagnie, onderweg naar de kust van Coromandel, Goa en Soerat in Indië, meet de Gentse scheepsalmoezenier, Michael De Febure, geregeld de temperatuur op zee.Deze unieke metingen worden spijtig genoeg niet met een gedefinieerde schaal uitgevoerd.

 
 
1709 - 1724
 
De Fahrenheit temperatuurschaal is gebaseerd op drie referentiepunten. (0° F) Het nulpunt werd verkregen door de thermometer in een mengsel van ijs, water en ammoniumchloride en keukenzout te plaatsen. (32 °F) vond hij door de thermometer in zuiver water te plaatsen waarop ijsvorming plaatsvond (het vriespunt van water). (96 °F) werd bepaald door de lichaamstemperatuur van een gezond persoon, gemeten in de mond of onder de oksel. Het verschil tussen het smeltpunt van ijs (32 °F) en de lichaamstemperatuur (96 °F) bedroeg 64 graden, wat hem toeliet zijn schaal op zijn instrumenten aan te brengen door het interval 6 keer in tweeën te delen. Water kookt op 212 °F.
 
1735
 
Een Hadleycel is een atmosferische circulatiecel in de tropen, die vanaf de thermische evenaar tot 30 graden naar het noorden of zuiden loopt. De windrichting aan het oppervlak (de passaat) is naar de evenaar toe gericht. Aan de evenaar stijgt warme, natte lucht op tot de tropopauze waar het richting de polen begint te stromen. Rond de 30e breedtegraad daalt de afgekoelde lucht weer, waardoor hier meestal een hogedrukgebied ligt. De lucht zal daarna weer in de vorm van een passaat naar de evenaar stromen, waarmee de cirkel compleet is. In schematische tekeningen zijn er twee Hadleycellen, één vanaf de evenaar naar het noorden en één vanaf de evenaar naar het zuiden.
 
1742
   
Celsius is een temperatuurschaal vernoemd naar de Zweedse astronoom Anders Celsius (1701-1744),
die deze schaal voor het eerst voorstelde in 1742. De Celsiusschaal is gedefinieerd met de volgende twee ijkpunten bij een luchtdruk van 1 bar.:
De temperatuur waarbij water bevriest is gedefinieerd als 0°C (0 graden Celsius).
De temperatuur waarbij water kookt s gedefinieerd als 100°C.
Het bereik hiertussen wordt verdeeld in 100 gelijke delen. Oorspronkelijk had Celsius voor ogen dat het vriespunt van water bij 100° zou liggen en het kookpunt bij 0°.
 
 
1745
   
De schaal ontwikkeld door Celsius in 1742 is omgekeerd in 1744 toen Carl Linnaeus suggereert dat het
beter is om bevriezing bij 0 ° C en koken bij 100 ° C aan te geven, waardoor het praktischer werd voor metingenDeze schaal is nu de standaardschaal voor dagelijkse temperatuurregistratie over de hele wereld.


 
 
1752
 
Benjamin Franklin is vooral bekend door de experimenten waarmee hij liet zien dat bliksem een elektrische ontlading is. In 1752 liet hij tijdens een onweer aan een metalen draad een vlieger op. Onderaan de draad bevond zich een sleutel, die onder stroom kwam te staan toen de bliksem op de vlieger sloeg. Enkele jaren eerder had Franklin bedacht dat een lange, dunne, metalen staaf die op een dak stond en was verbonden
met een draad die buiten het gebouw in grond verdween, de elektriciteit van de bliksem veilig naar de aarde zou kunnen leiden. Deze uitvinding, die in 1753 werd gepresenteerd en bliksemafleider
werd genoemd, werd al snel een standaardvoorziening op gebouwen.
 
1761
   
In 1761 concludeerde Black dat de toepassing van warmte op ijs bij het smeltpunt geen temperatuurstijging van het ijs/watermengsel veroorzaakt, maar eerder een toename van de hoeveelheid water in het mengsel. Bovendien merkte Black op dat de toepassing van warmte op kokend water niet resulteert in een stijging van de temperatuur van een water/stoommengsel, maar eerder in een toename van de hoeveelheid stoom. Uit deze waarnemingen concludeerde hij dat de toegepaste warmte gecombineerd moet zijn met de ijsdeeltjes en kokend water en latent moet zijn geworden. 
 
 
1763
   
Het is Jean-Baptiste Chevalier (1722-1801), een Portugese astronoom, die meestal beschouwd wordt
als de eerste persoon die in België meteorologische waarnemingen verrichtte. Hij kon zich in het paleis
van de Hertog van Arenberg (het huidige Egmont Paleis) vestigen. Waarschijnlijk deed hij zijn
meteorologische waarnemingen in de tuin van het paleis. De jaarlijkse extremen van deze metingen
worden gepubliceerd in het Deel I van de “Mémoires” van de Brusselse Académie. 
 
 
1766
   
De landbouw-meteoroloog of agro-meteoroloog en boomkenner (dendroloog) Eugène d’Olmen, baron de Poederlé (1742-1813) begint in 1766 met weerkundige waarnemingen in Brussel en in Saintes. Hij publiceert deze waarnemingen regelmatig in verschillende tijdschriften en kranten. De Koninklijke Bibliotheek "Albertina" is in het bezit van een handschrift dat aan Baron de Poederlé toegeschreven wordt.
Het bevat de dagelijkse meteorologische waarnemingen van januari 1785 tot en met december 1787. 
 
 
1767
   
Een arts uit Verviers, Guillaume-Lambert Godart (1717-1794), begint op 1 januari 1767 met een reeks van dagelijkse meteorologische waarnemingen. Deze lange reekseindigt slechts kort voor zijn dood in februari 1794. Hij neemt ’s morgens de temperatuur, luchtdruk, windrichting en weertype waar. Dit is de enige gekende langdurige waarnemingsreeks van dagelijkse klimatologische gegevens, vóór Quetelet’s waarnemingsreeks in de 19de eeuw. De reeks wordt gebruikt bij het samenstellen van de "Central Belgian Temperatuur (CBT)" tijdreeks. 
 
 
1772
   
Stikstof werd in 1772 ontdekt door chemicus en arts Daniel Rutherford. Hij verwijderde zuurstof en koolstofdioxide uit de lucht en toonde aan dat het resterende gas geen verbranding of levende organismen zou bevorderen. Tegelijkertijd werkten andere bekende wetenschappers aan het stikstofprobleem. 

 
 
 
1777
   
Antoine Laurent Lavoisier was een Franse scheikundige. Hij was de eerste die de behoudswet voor materie formuleerde. Hij ontdekte het element zuurstof en ontkrachtte de phlogistontheorie. Ook heeft hij een scheikundige revolutie teweeggebracht in de chemische nomenclatuur. 


 
 
1782
   
De Thermometer van Six-Bellani, ook wel bekend als maximum-minimumthermometer, wordt gebruikt
om de maximum- en minimumtemperatuur tijdens een bepaalde periode (bijvoorbeeld een etmaal) te
kunnen bepalen. De werking ervan berust voornamelijk op de uitzetting van alcohol, maar waarbij men
ook rekening houdt met de uitzettingscoëfficiënt van de kwikkolom die in het toestel aanwezig is.
Dit toestel werd in 1782 uitgevonden door de Engelsman James Six (1731-1793) en verder
ontwikkeld door Angelo Bellani
 
 
1783
   
De haarhygrometer van Horace Bénédict de Saussure (1783) is de eerste hygrometer die een menselijk
haar gebruikt om luchtvochtigheid te meten, .Hij stelde vast dat een menselijk haar dat gekookt was in
soda de vochtigheid goed aangaf. Het instrument bevat een haar dat over een katrol met een wijzer beweegt, waarbij veranderingen in lengte op een schaal worden afgelezen, een principe dat vandaag
de dag nog steeds wordt gebruikt in modernere, synthetische varianten.

 
 
1780 - 1795
   
De Societas Meteorologica Palatina, ook wel de Meteorologische Genootschap van Mannheim genoemd,
was een internationaal netwerk van meteorologische stations dat actief was tussen 1781 en 1792.
De organisatie, opgericht onder leiding van de Duitse keurvorst Karl Theodor, verzamelde metingen van temperatuur, luchtdruk, luchtvochtigheid en andere atmosferische fenomenen op 37 stations. De opgezette Mannheimer meettijden (7 uur, 14 uur, 21 uur) en de gestandaardiseerde instrumenten en handleidingen zorgden voor vergelijkbare data, die nog steeds gebruikt worden voor klimatologisch onderzoek en het bestuderen van historische weerpatronen.  
 
1790
   
Alexander Dalrymple, de eerste hydrograaf van de Britse Admiraliteit, werkte aan een voorloper van de moderne windschaal, die later werd verbeterd door Sir Francis Beaufort tot de bekende Beaufortschaal. Dalrymple gebruikte de logboeken van de East India Company om de meest geschikte koers uit te zetten, wat aangeeft dat hij al in 1795 een systeem voor windsterkte had. Een windkrachtschaal
met 13 schaaldelen(0–12) voor maritiem gebruik in navolging van een molenschaal,
ontworpen door de Engelse ingenieur John Smeaton.
 
 
1794
 
De Commissie van gewichten en metingen, opgericht door “l’Assemblé Français”, besliste in 1794 dat de thermometrische graad 1/100 zou zijn van de afstand tussen het ijspunt en stomend water (waarbij het woord centigraad ontstond). In October 1948 kende de “IX Conference of Weights and Measures” de Celsiusgraad toe aan deze eenheid. De thermometer van Celsius zou slechts weinig gebruikt
zijn als de Franse Revolutie de wereld het metrieke systeem niet zou gegeven hebben en indien de
Commissie van de Gewichten, door de Conventie in het leven geroepen, in 1794 niet zou beslist hebben
dat de ‘thermische graad het honderdste deel van de afstand tussen ijs en kokend water’ moest zijn.
1800-1900
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 1800 - 1900
 
1800
   
William Herschel is de ontdekker van het infrarood. Hij kwam tot zijn ontdekking door met een thermometer de temperatuur te meten van het spectrum van licht dat door een prisma viel.
Hij stelde vast, dat de temperatuur in het rode deel van het spectrum hoger lag dan in het blauwe deel.
In het deel van het spectrum dat voorbij het rood lag mat hij nog een hogere temperatuur en
 hij concludeerde dat in dit deel van het spectrum er licht bestond dat niet voor het menselijk oog waarneembaar is.
 
 
1800
   
De Voltaic-stapel was de eerste moderne elektrische batterij, uitgevonden door Alessandro Volta .Omdat Volta geloofde dat de elektromotorische kracht optrad bij het contact tussen de twee metalen. Zijn palen hadden een extra schijf van koper aan de bovenkant, in contact met het zink, en een extra schijf van zink
aan de onderkant, in contact met het koper. Een aantal droge hoogspanningspalen werd uitgevonden tussen het begin van de 19e eeuw en de jaren 1830 in een poging de bron van elektriciteit van de natte voltaïsche paal te bepalen, en specifiek om Volta's hypothese van contactspanning te ondersteunen.
 
 
1801
   
Ultraviolet licht werd in 1801 ontdekt door Johann Wilhelm Ritter , die opmerkte dat onzichtbaar licht
buiten het optische gebied van het elektromagnetische spectrum zilverchloride donkerder maakte .
Hij splitste zonlicht met behulp van een prisma en mat vervolgens de relatieve verdonkering van de
chemische stof als functie van de golflengte. De golflengte van ultraviolette straling ligt tussen
10 en 400 nanometer.
 
 
1802
 
Het was de Brit Luke Howard die aan de wieg stond van het eerste internationale classificeringssysteem.
Hij publiceerde dit systeem in 1802. Hij werd geïnspireerd door Carolus Linnaeus’ classificatie van het dierenrijk. Howard gaf alle soorten wolken Latijnse namen. Een combinatie van twee Latijnse namen gaven aan van welke klasse Zijn classificatie kende drie soorten wolken: krullende wolken (Cirrus), opgehoopte wolken (Cumulus) en verspreide wolken (Stratus). Een combinatie van deze eigenschappen kon dan weer nieuwe wolkensoorten vormen. Zo bestond de Cirro-Cumulus uit losse en dunne wolkjes die zich zichtbaar
bij elkaar bevinden.
 
1802
   
Een belangrijke doorbraak in de hygrometrie werd in 1802 gedaan door de Britse onderzoeker
John Dalton. Hij toonde aan dat de hoeveelheid waterdamp die nodig was om lucht te verzadigen sterk
afhing van de temperatuur. Dit leidde tot de begrippen dampdruk, verzadigingsdruk en relatieve vochtigheid. John Dalton toonde aan dat de hoeveelheid waterdamp die nodig was om lucht te
verzadigen sterk afhing van de temperatuur. Dit leidde tot de begrippen dampdruk, verzadigingsdruk
en relatieve vochtigheid.
 
 
1806
   
Sir Francis Beaufort was marinecommandant van het fregat Woolwich van de Royal Navy. Hij maakte een indeling in 13 windsterkten, aan de hand van de zeilvoering van een fregat. Zijn schaal was gebaseerd op de kracht die de wind per oppervlakte-eenheid uitoefende, niet op de snelheid: hij keek naar het gedrag van zijn schip, niet naar de wind zelf. In 1838 stelde de Royal Navy de schaal van Beaufort verplicht voor
de windkrachtaanduiding in het scheepsjournaal. rootmarszeil en gereefde fok (10 Bft).
 
 
1807
   
In 1807 herzag Francis Beaufort zijn beroemde schaal voor windkracht, die hij in 1806 had bedacht, door deze uit te breiden naar 12 krachten met beschrijvingen voor een Royal Navy-fregat en een meer praktische indeling van weersymbolen. Deze herziening leidde tot de aanname van zijn schaal door de Britse Marine en vervolgens door andere landen, waardoor de Beaufort-schaal wereldwijd de standaard werd voor maritieme weersvoorspellingen.
 
 
1816 - 1820
 
Heinrich Wilhelm Brandes was een Duits hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Breslau en is bekend als de uitvinder van de eerste weerkaarten. Hij ontwikkelde tussen 1816 en 1820 het concept voor een reeks zogenaamde synoptische weerkaarten. Hij schreef over het verband tussen luchtdruk verdeling en wind en zag kans aan de hand van kaarten vast te stellen dat stormen steeds in de buurt van lagedrukgebieden optraden, maar waren echter niet geschikt voor de weersverwachting. De kaarten
konden echter de tot dan toe bestaande hypothese van ronddraaiende winden en convergentie in
het centrum van een lagedrukgebied bevestigen.
 
1827
   
De Koninklijke Sterrenwacht van België wordt opgericht te Brussel door een Koninklijk Besluit van Willem I,
de koning der Nederlanden (verhuist in 1890 naar Ukkel). De bouwwerken voor de Sterrenwacht vangen aan in 1827. Het duurde nog geruime tijd vooraleer de Sterrenwacht met sterrenkundige instrumenten werd uitgerust. Zo komt het dat men zich eerst ging bezighouden met meteorologie,
een wetenschap die toen nog op het programma van de meeste sterrenwachten stond.
 
 
1831
   
William C. Redfield was een Amerikaanse meteoroloog die in 1831 waarnam dat orkanen een roterende, tegen de klok in draaiende circulatie hebben, wat de basis werd voor wetenschappelijke inzichten in
tropische stormen en het ontwikkelen van regels om zeelieden te helpen bij het ontwijken van gevaarlijke gebieden. Zijn werk hielp bij het demonstreren van de cyclonische aard van tropische stormen en
leidde tot een samenwerking met de Britse Kolonel William Reid, die ook een belangrijk werk over orkanen schreef.
 
 
1832
   
Samuel Morse, professor aan de New York University, ontwikkelde in de jaren 1830 een vorm van de telegraaf die gebruikmaakte van elektrische stroom om een ​​elektromagneet te bewegen die aan een markering was bevestigd en een geschreven code op een stuk papier achterliet . De ontvanger kon de
code vervolgens ontcijferen. Deze werd al snel toegepast voor het onderling uitwisselen van weergegevens, zodat men stormen zag aankomen. In die tijd begon men de weergegevens in kaart te brengen.
 
 
1834
   
Begin van de waarnemingen van de luchtelektriciteit. Adolphe Quetelet komt vrij vlug tot de bevinding
dat de meteorologische en geofysische waarnemingen slechts zin hebben als ze gelijktijdig op
internationale schaal worden uitgevoerd. Hij is dan ook een pionier op het gebied van de nauwe
samenwerking tussen de verschillende Nationale Meteorologische Diensten.

 
 
1835
   
Het corioliseffect, genoemd naar de Franse ingenieur Gustave-Gaspard Coriolis, die het in 1835 voor het
eerst beschreef, verklaart de afbuiging van de baan van een voorwerp dat beweegt in een roterend systeem. Het is vooral duidelijk bij de beweging van wolkenmassa's rond een lagedrukgebied die niet
recht naar het centrum stromen maar eromheen cirkelen. Op het noordelijk halfrond gebeurt dit tegen de wijzers van de klok in, op het zuidelijk halfrond met de wijzers mee. Dit staat bekend als de wet van Buys Ballot. Een hogedrukgebied kent hetzelfde effect met een draaiing in tegengestelde zin.
 
 
1838
   
In 1838 werd de wind schaal van Beaufort door de Royal Navy verplicht gesteld. Alle kapiteins werden verplicht de windkracht aanduiding op te nemen in hun scheepslog tijdens hun reizen. De schaal van Beaufort bestaat uit 13 schaaldelen, van windstil, 0 Bft tot orkaan, 12 Bft. Per schaaldeel omschrijft hij welke zeilen er nog gevoerd kunnen worden. Omdat de schaal is gebaseerd op waarnemingen die de wind uitoefent op een schip zijn de windkrachten opgedeeld in marges. Een schatting of waarneming is nu eenmaal niet exact. Toen het zeilfregat verdween van de wereldzeeën, verdween ook de waarneming.
 
 
1840
 
Elias Loomis bedenkt een theorie over frontale zones. Het idee van fronten wordt uitgebreid door de Noren
in de jaren na de Eerste Wereldoorlog. De Duitse meteoroloog Ludwig Kaemtz voegt stratocumulus toe aan Howard's canon als een grotendeels vrijstaand geslacht met een lage etage met beperkte convectie . Het wordt gedefinieerd als het hebben van cumulatieve en stratiforme kenmerken die zijn geïntegreerd in een enkele laag (in tegenstelling tot cumulostratus, dat wordt beschouwd als samengesteld van aard en kan worden gestructureerd in meer dan één laag). Dit leidt uiteindelijk tot de formele erkenning van een stratocumuliforme fysieke categorie die opgerolde en golvende wolken omvat die afzonderlijk zijn geclassificeerd van de meer vrij convectieve opeengestapelde cumuliforme wolken
 
1842
   
Christian Doppler ontdekte het Doppler-effect door de toonhoogtes van geluidsgolven van muzikanten op
een rijdende treinwagon te observeren. In 1845 regelde hij een experiment met de Nederlandse
meteoroloog Christoph Buys Ballot, die muzikanten trompetten liet spelen op een rijdende treinwagon. Waarnemers op de grond hoorden een hogere toonhoogte toen de trein naderde en een lagere
toonhoogte terwijl deze wegbewoog, wat het effect van relatieve beweging op golven aantoonde.

 
 
1843
   
Eeuwenlang keken de vletterlieden en de vissers naar de lucht om het weer te voorspellen. Door de
oprichting van het weerkundig observatorium Den Helder in augustus 1843 op de dijk zou daar verandering
in komen. Het bestond uit wat gebouwtjes en een toren die bekend werden als waarnemingsstation de Windwijzer. In 1860 werd er een rijkstelegraaf geïnstalleerd voor het onderling overseinen van de waarnemingen naar het KNMI de Bilt.
 
 
1844
   
Samuel Morse ontving in Washington van het Congres 30.000 dollar voor de aanleg van een telegraaf
tussen Washington en Baltimore.  Op 27 mei 1844 werd het eerste bericht over deze lijn verzonden.
De telegraaf van Morse werd een succes. De uitvinding van de telegraaf brengt een doorbraak,
doordat gegevens over grote afstanden nu snel vergelijkbaar werden en daardoor ook de synoptische weersverwachting mogelijk werd. 
 
 
1844
   
Deze barometer is voor het eerst uitgevonden door Lucien Vidi, een Franse wetenschapper, en bevat geen vloeistof zoals de meeste eerdere ontwerpen. Kleine veranderingen in luchtdruk zorgen ervoor dat het mechanisme binnenin uitzet of samentrekt, en deze beweging wordt overgebracht op een naald aan de voorkant van de behuizing. Dit ontwerp is in de loop der jaren gestaag verbeterd en vormt de basis van moderne barometers. 
 
 
1846
   
De Robinson-anemometer is een soort bekeranemometer, een instrument dat wordt gebruikt voor het
meten van de windsnelheid. Het werd uitgevonden door John Thomas Romney Robinson in 1846 en is
naar hem vernoemd. De Robinson-anemometer bestaat uit vier halfronde cups die aan het uiteinde van horizontale armen zijn gemonteerd en die aan een verticale as zijn bevestigd. De lucht stroomt langs de bollen in een horizontale richting en de bollen draaien met een snelheid die evenredig is met de windsnelheid
 
 
1847
   
Hermann von Helmholtz speelde een sleutelrol in de formulering van de eerste wet van de thermodynamica, die stelt dat energie niet kan worden gecreëerd of vernietigd, maar alleen van vorm kan veranderen. Deze fundamentele wet, ook wel de wet van behoud van energie genoemd, betekent dat de totale energie in een gesloten systeem altijd constant blijft. Helmholtz droeg bij aan de principes die leidden tot deze wet, samen met tijdgenoten als Rudolf Clausius en William Thomson (Kelvin).    
 
 
1848
   
Lord Kelvin (William Thomson) (1824-1907) een Engelse wetenschapper, stelde een andere
schaalverdeling voor, die wel gebaseerd was op dezelfde principes als de Celsius thermometer, met als
vast nulpunt het equivalent van -273.15°C (de eenheden gebruikt op deze schaal worden Kelvin [K] genoemd). Het vriespunt en het kookpunt werden op respectievelijk 273K en 373K geregistreerd.
De schaal van Kelvin wordt meestal gebruikt in wetenschappelijk onderzoek. 
 
 
 
1848
   
Op 1 december beginnen Buys Ballot en Krecke op het bolwerk Sonnenborgh een reeks van waarnemingen die onafgebroken zou voortduren.   
 
 
1849
   
Een meteorologisch meetnet via telegraaftoestellen werd in 1849 in de Verenigde Staten opgezet door Joseph Henri. De metingen werden verzameld door vrijwilligers en in het Smithsonian Institution werd dagelijks een synoptische weerkaart uitgestald. In Europa werd tijdens de Krimoorlog in 1854 de Brits-Franse vloot bij Balaklava door een zware storm uiteengeslagen. Dit deed de geallieerden beseffen dat stormwaarschuwingsdiensten van onschatbare waarde zou kunnen zijn en leidde tot de oprichting van
een meteorologisch meetnet, dat tegen 1857 metingen uit heel Europa ontving.  
 
 
 
1850
   
Rankine gebruikt zijn vortex theorie nauwkeurige relatie tussen de temperatuur, vast druk en dichtheid van gassen en uitdrukkingen voor de latente warmte van verdamping van een vloeistof; hij voorspelt nauwkeurig het verrassende feit dat de schijnbare soortelijke warmte van verzadigde stoom negatief zal zijn.   
 
 
1851
   
Het eerste Nederlandsch Meteorologisch Jaarboek verschijnt bij het KNMI met daarin jaar- en maandtabellen van waarnemingen op de Sonnenborgh te Utrecht en de andere stations in Nederland over de jaren 1849 en 1850, bewerkt door Krecke en Buys Ballot. In dit jaar werden ook waarnemingen gemaakt in Utrecht, Leeuwarden, Groningen, Den Helder en verder op particuliere stations te Breda, Assen en Nijmegen.  
 
 
1852
   
Joule en Thomson zijn de natuurkundigen die verantwoordelijk zijn voor het Joule-Thomson-effect, een fenomeen waarbij de temperatuur van een gas verandert (stijgt of daalt) bij een drukverandering, mits er geen warmte wordt uitgewisseld met de omgeving. Bij expansie (afname van druk) koelt de meeste gassen af, terwijl bij compressie (toename van druk) de temperatuur stijgt. Dit effect, ook wel het Joule-Kelvin-effect genoemd, is een belangrijk principe in de thermodynamica en cryogenie en wordt toegepast bij gasverwerking en het liqueficeren van gassen.    
 
 
1852-53
   
Buys Ballot doet op 19 juli 1852 aan de minister van Binnenlandse Zaken het voorstel om een Meteorologisch Instituut op te richten. In 1853Minister Thorbecke brengt een persoonlijk bezoek aan Sonnenborgh in Utrecht. Hij raakt overtuigd van het feit dat een Nederlands Meteorologisch Instituut een toekomst heeft. Hij verleent een krediet uit de staatskas van fl. 5000,-.  
 
 
1853
   
De Internationale Meteorologische Conferentie van 1853, gehouden in Brussel, was de eerste internationale bijeenkomst gericht op het standaardiseren van meteorologische waarnemingen op zee, met als doel het creëren van snellere en veiligere scheepvaartroutes. De conferentie werd geïnitieerd door luitenant Maury van de VS en resulteerde in een internationale standaard die nog steeds wordt gebruikt voor maritieme meteorologie.    
 
 
1854
   
In 1854 bracht Buys Ballot de eerste synoptische weerkaarten uit. Elke weerkaart bevatte vergelijkbare waarnemingen die op hetzelfde tijdstip en via dezelfde wijze waren verricht. Ook ontwikkelde hij in de tijd diverse meetapparatuur. Omdat hij veel (inter-) nationale waarnemingen deed, kon Buys Ballot als eerste een verband aantonen tussen luchtdruk en wind.   
 
 
1853 - 1879
   
De Campbell-Stokes recorder, die in 1853 door John Francis Campbell werd uitgevonden en in 1879 werd verbeterd door Sir George Gabriel Stokes. Campbell maakte een instrument met een houten bak, waarop een glazenbol schroeiplekken achterliet. Stokes verbeterde het instrument door het van metaal te maken met een kaart achter de bol. Door de glazenbol brandt de volle zon gaatjes in de achter de bol zittende kaart. Bij zonsopgang en -ondergang is het echter moeilijk de kaart goed af te lezen, omdat de zon dan
laag staat en meer een schroeiplek achterlaat..
 
 
 
1854
   
Het KNMI - het landelijk meteorologisch instituut - wordt bij Koninklijk besluit van Koning Willem III op 31 januari opgericht. Stichter en eerste directeur (tot 1890) is Buys Ballot. Tot 1 mei 1897 zetelt het KNMI in het bolwerk Sonnenborgh te Utrecht. In de loop van dat jaar verhuist het naar "Het Klooster" aan de Wilhelminalaan in De Bilt. Een houten toren die aan de villa was vastgebouwd, deed dienst als waarnemingscentrum. De houten constructie was nodig om verstoring van de magnetische instrumenten te voorkomen.  
 
 
1854
   
In dit jaar wordt ook de windschaal van Beaufort in Nederland opgenomen in het scheepsmeteorologisch journaal (ook wel Extract-Journaal genoemd). In de periode voor 1898 gaat men bij het KNMI niet verder dan windkracht 11. Om 4 uur 's morgens, 12 uur 's middags en 20 uur 's avonds wordt "de meest heerschende windrichting en windkracht" genoteerd.  
 
 
1854
   
De Grote Storm van 1854 vond plaats in en rond de Zwarte Zee op 14 november 1854.
Het veroorzaakte ernstige schade en was een grote verstoring van de strijdkrachten in de regio.
De Franse astronoom Leverrier toonde aan dat een storm in de Zwarte Zee door heel Europa gevolgd
kon worden en voorspelbaar zou zijn geweest als de telegraaf was gebruikt. Een jaar later werd een
dienst met stormvoorspellingen opgesteld door het Observatorium van Parijs . De sterkte of snelheid werd geschat op een windkrachtcht 11
 
 
 
1855
   
Emilien Renou, directeur van de observatoria van Parc Saint-Maur en Montsouris, begint te werken aan een uitwerking van Howard's classificaties die in de jaren 1870 zouden leiden tot de introductie van een nieuw gedefinieerde middle étage. Wolken in deze hoogte traject krijgen de prefix alt- afgeleid van het Latijnse woord altum betrekking tot hoogte boven het lage wolken. Dit resulteert in de geslachtsnaam altocumulus voor cumuliforme en stratocumuliforme typen op het middenniveau en altostratus voor stratiforme typen in hetzelfde hoogtebereik  
 
 
1856
   
William Ferrel was een Amerikaanse meteoroloog die in 1856 de Ferrelcel beschreef, een circulatiemodel
van de atmosfeer met drie cellen aan elke kant van de evenaar, en die de westerwinden verklaarde in de gematigde breedtegraden. Zijn werk uit 1856, "Essay on the Winds and Currents of the Oceans", legde de basis voor de moderne meteorologie door de invloed van de aardrotatie op luchtstromen aan te tonen.
 
 
 
1857
   
De wet van Buys Ballot stelt dat wind waait van gebieden met hoge luchtdruk naar gebieden met lage luchtdruk, maar de wind wordt afgebogen door de draaiing van de aarde (het corioliseffect). Op het noordelijk halfrond wijkt de wind naar rechts af, terwijl op het zuidelijk halfrond de wind naar links afwijkt.
De draaiing van de aarde zorgt er dus voor dat de lucht niet rechtstreeks stroomt, maar een afbuiging
krijgt, waardoor op het noordelijk halfrond de lucht rond een lagedrukgebied tegen de klok in draait en
rond een hogedrukgebied met de klok mee
 
 
 
1860
   
In 1860 werkte Robert FitzRoy aan het ontwikkelen van de eerste stormwaarschuwingsservice voor het Britse meteorologische kantoor, dat hij in 1854 had opgericht. Hij gebruikte het nieuwe telegraafsysteem om dagelijkse waarnemingen uit heel Engeland te verzamelen en produceert de eerste synoptische kaarten. Hij bedacht ook de term "weersvoorspelling" en het waren de eerste dagelijkse weersvoorspellingen die dit jaar werden gepubliceerd.in de krant The Times.  
 
 
1862
   
Expedities met luchtballon begonnen in 1873 en bereikten een hoogtepunt met de Engelsen James Glaiser
en Robert Coxwell. Zij maakten tussen 1862 en 1866 boven Engeland 28 vluchten en deden daarbij vele metingen. Hun hoogste vlucht, in september 1862, kostte hen bijna het leven. Toen zij boven de 9.000 meter kwamen, raakte Glaisher als gevolg van zuurstofgebrek buiten bewustzijn. Kort daarna maakte de ontwikkeling van onbemande ballonnen die instrumenten meevoerden zulke gewaagde avonturen overbodig.
 
 
 
1868
   
In 1868 werden tijdens de stormen op de Grote Meren in de Verenigde Staten meer dan 3000 schepen beschadigd of naar de bodem gejaagd en verloren ongeveer 530 mensen het leven. Dit leidde tot een wetsvoorstel in het Congres, dat in 1870 door president Ulysses S. Grant werd goedgekeurd, en voorzag
in de oprichting van de eerste officiële weerdienst. Dit was de meteorologische afdeling van de verbindingsdienst van het Amerikaanse leger, beter bekend als het Weerbureau.
 
 
 
1873
   
De Internationale Meteorologische Organisatie (IMO) vindt zijn oorsprong in het Internationale Meteorologische Congres van Wenen uit 1873, dat een Permanent Meteorologisch Comité de opdracht gaf de regels en statuten op te stellen van een internationale meteorologische organisatie om de uitwisseling van weersinformatie over de nationale grenzen heen te vergemakkelijken. Professor Buys Ballot werd verkozen tot voorzitter van de commissie. De taak werd in 1878 in Utrecht voltooid en het jaar daarop ontstond de IMO op het Internationale Meteorologische Congres in Rome. Het bleef in bedrijf tot 1950, toen de IMO formeel de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) werd.  
 
 
1873
   
Op 21 augustus 1873 gaf het U.S. Army Signal Corps, de voorloper van de National Weather Service (NWS), zijn eerste orkaanwaarschuwing uit voor een storm die de oostkust van de Verenigde Staten naderde. Hoewel de waarschuwingen werden afgegeven langs de kust van New Jersey tot aan Connecticut, trok de storm naar het noorden en maakte uiteindelijk zware schade aan in Newfoundland en de Canadese maritieme provincies.  
 
 
1875
   
De India Meteorological Department (IMD) werd in 1875 opgericht door de Britse koloniale regering
in India. De afdeling was bedoeld om weersvoorspellingen en klimatologische studies te ontwikkelen
voor de bescherming van de Britse economische en militaire belangen in India, met name met betrekking
tot de moesson. De IMD was een van de eerste meteorologische diensten ter wereld en de oprichting
ervan was een belangrijke stap in de systematische studie van het weer in het subcontinent.
 
 
 
1876
   
Josiah Willard Gibbs was een Amerikaanse wis- en natuurkundige die wordt beschouwd als de grondlegger van de chemische thermodynamica, een vakgebied dat de thermodynamica toepast op chemische systemen. Tussen (1876-1878), legde hij de basis voor de fysische chemie door de thermodynamische eigenschappen van heterogene stoffen te analyseren. Hij introduceerde het concept van het chemische potentiaal en de fase-regel, wat essentieel is voor het begrijpen van chemische evenwichten en faseovergangen.  
 
 
1876
   
Jean Charles Houzeau wordt de nieuwe directeur van de Sterrenwacht te Brussel. Hij begon dadelijk plannen te maken voor het overbrengen van de Sterrenwacht van Sint-Joost-ten-Node naar Ukkel en om de sterrenkunde te scheiden van de meteorologie. Dankzij het feit dat de regering hem een belangrijk budget ter beschikking had gesteld, kon hij het personeel verviervoudigen en de wetenschappelijke apparatuur volledig vernieuwen. Op 1 september wordt net eerste weerbulletin gemaakt, gebaseerd op de analyse van synoptische kaarten.  
 
 
1879
   
In 1879 formuleerde Josef Stefan de wet van Stefan-Boltzmann, die stelt dat de stralingsenergie van een zwart lichaam recht evenredig is met de vierde macht van de absolute temperatuur E ∞ T4. Deze wet werd empirisch afgeleid op basis van experimenten van John Tyndall en staat nu bekend als de Stefan-Boltzmann-wet of Stefan-Boltzmann-wet van de straling  
 
 
1881
   
In 1881 werd het Finse Meteorologisch Centraal Bureau opgericht, ook wel het Finse Meteorologisch Instituut genoemd. Het werd gevormd door de hernoeming van het Magnetisch Observatorium van de Universiteit van Helsinki. Op dat moment begon het instituut met het uitgeven van maandelijkse klimaatbulletins en richtte het zich ook op landelijke meteorologische, hydrologische en mariene
observaties.
 
 
 
1890
   
Otto Jesse onthult de ontdekking en identificatie van de eerste wolken waarvan bekend is dat ze zich boven de troposfeer vormen . Hij stelt de naam noctilucent voor, wat Latijn is voor nachtelijk schijnen . Vanwege de extreem grote hoogte van deze wolken in wat nu bekend staat als de mesosfeer , kunnen ze worden verlicht door de zonnestralen als de lucht bijna donker is na zonsondergang en voor zonsopgang.  
 
 
1892
   
William Henry Dines vond de drukbuis (Dines) anemometer uit. Deze maakte gebruik van hetzelfde
drukverschil tussen de open mond van een rechte buis die naar de wind is gericht en een ring van kleine gaatjes in een verticale buis die aan het boveneinde is gesloten. Beide zijn op dezelfde hoogte gemonteerd. De drukverschillen waarvan de actie afhankelijk is, zijn erg klein. De recorder bestaat uit een vlotter in een afgesloten kamer die gedeeltelijk gevuld is met water. De pijp van de rechte buis is verbonden met de bovenkant van de afgesloten kamer en de pijp van de kleine buizen wordt naar de bodem in de vlotter geleid.
 
 
 
1896
   
De International Cloud Atlas of kortweg de Cloud Atlas, is een wolkenatlas die voor het eerst werd gepubliceerd in 1896 en sindsdien in druk is gebleven. De oorspronkelijke doeleinden waren onder meer het ondersteunen van de opleiding van meteorologen en het bevorderen van een consistenter gebruik van de woordenschat die wolken beschrijft, die beide belangrijk waren voor vroege weersvoorspellingen.
De eerste editie bevatte kleurenplaten met kleurenfoto's, toen nog een heel nieuwe technologie,
maar stond bekend als duur. Er zijn talloze latere edities verschenen. 
 
 
1900-2000
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 1900 - 2000 
1900
   
Het "Nederlandsch Tijdschrift voor Meteorologie" wordt opgericht. Deze bestaat niet meer onder die naam; het heet sinds 1992 Meteorologica en is het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van
de Meteorologie (NVBM). Dit tijdschrift verschijnt vier keer per jaar en bevat artikelen over meteorologie
en aanverwante gebieden. Voor geïnteresseerden in een breder publiek is er ook Het Weer Magazine, een Nederlandstalig tijdschrift dat zich richt op weer en klimaat.  Website
 
 
 
1900
   
De term "Vereniging voor Weer en Sterrenkunde" verwijst naar de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS), een landelijke organisatie die zich inzet voor de popularisering van weer- en sterrenkunde in Nederland. De KNVWS verenigt duizenden hobbyisten en sluit regionale verenigingen, sterrenwachten en thematische werkgroepen aan om activiteiten te organiseren, zoals lezingen en symposia, en om kennis te delen. Website  
 
 
1900
   
De Grote Storm geld vandaag de dag als de dodelijkste natuurramp in de Amerikaanse geschiedenis.
Historici schatten dat er tussen de 10.000 en 12.000 mensen om het leven zijn gekomen. Van deze tragische slachtoffers vielen er minstens 6.000 op Galveston Island. Hoewel de storm Galveston trof met aanhoudende windsnelheden van 190 km/u, vielen de meeste doden door verdrinking in zout water, toen een stormvloed van 5 meter over de stad spoelde. Deze zoutwatervloed overspoelde de stad, waardoor grote, verwoestende golven veel gebouwen konden beuken en in stukken konden breken. 
 
 
 
1902
   
In 1902 begon de Marconi Company met het uitzenden van weersvoorspellingen vanuit de VS. Weerbureau via draadloze telegrafie naar stoomschepen van Cunard Line. In plaats van gedetailleerde voorspellingen stuurde het bedrijf stormwaarschuwingen in morsecode voor schepen op zee, waarbij de telegrafie werd gebruikt om kritische informatie voor de navigatie te verschaffen. Dit betekende een belangrijke stap in het gebruik van draadloze technologie voor gespecialiseerde informatiediensten voor de maritieme industrie.    
 
 
1902
   
De Franse meteoroloog Teisserence de Bort deed honderden experimenten met onbemande ballonnen
vanaf zijn particuliere observatorium bij Parijs. Deze proeven brachten iets onverwachts aan het licht. De temperatuur in de atmosfeer hield op hoogten tussen ongeveer 9 en 13 kilometer op te dalen en begon daarna weer te stijgen. In 1902 wist de Bort zijn collega's ervan te overtuigen dat het hier niet om
toevallige meetfouten ging, maar dat er een nieuwe laag in de atmosfeer was ontdekt: de stratosfeer. 
 
 
 
1903
   
In 1903 publiceerde natuurkundige en meteoroloog Max Margules zijn fundamentele artikel "Ueber die Energie der Stürme" (Over de energie van stormen), waarin het concept van beschikbare potentiële energie werd geïntroduceerd en werd aangetoond dat de herverdeling van warme en koude luchtmassa's kinetische energie zou kunnen vrijgeven, wat het begrip van de cycloonontwikkeling en de basis voor de frontale theorie in de meteorologie beïnvloedt   
 
 
1904
   
Bjerknes heeft als theoreticus reeds in 1904 aangegeven hoe men tot weersverwachtingen door
berekening zou kunnen komen, een gedachtegang die pas met het beschikbaar komen van de rekencapaciteit van de computer gerealiseerd kon worden. Voor de operationele meteorologie had hij als theoreticus aanvankelijk weinig belangstelling, hoewel zijn oordeel daarover ('een zeer inexacte wetenschap'), wel wat vriendelijker was dan dat van de Oostenrijkse School van Julius von Hann. 
 
 
 
1905
   
In augustus 1905 begon de Australische federale minister van Binnenlandse Zaken, Littleton Groom, de deelstaatregeringen te onderzoeken op hun bereidheid om hun meteorologische diensten over te dragen
aan een centraal agentschap van het Gemenebest. Hoewel niet alle staten het destijds eens waren,
ging het proces door, wat leidde tot de introductie van de Meteorology Act 1906 en de oprichting van
het Bureau of Meteorology op 1 januari 1908
 
 
 
1905
   
In 1905 hadden schepen in Europa te maken met het normale weer, zoals regen, wind en storm, maar er waren ook specifieke weersomstandigheden die de maritieme geschiedenis bepaalden. Op basis van daggegevens van het KNMI kon men voor die tijd de temperatuur en wind bepalen, wat essentieel was voor de navigatie en veiligheid van schepen.   
 
 
1911
   
Marinus Meel, vliegtuigbouwer verleent aan Cannegieter toestemming om op de Fokker D-XVI een meteorograaf te monteren. Dit apparaat schrijft de luchtdruk, temperatuur en vochtigheid tijdens de
vlucht. 
 
 
 
1913
   
De geschiedenis van de militaire luchtvaart in Nederland begon in 1913 met 1 toestel. De Luchtvaart afdeling, zoals de voorloper van de Koninklijke Luchtmacht heette, groeide vanaf dat moment snel. In de jaren '20 en '30 bezuinigde Nederland op de militaire luchtvaart en reorganiseerde het. De Luchtvaart afdeling van de landmacht werd in 1938 omgedoopt tot Wapen der Militaire Luchtvaart. In deze jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog was er een tekort aan materieel en personeel.   
 
 
1913
   
In 1913 werd de Koninklijke Sterrenwacht van België in Ukkel officieel afgesplitst van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI), dat vanaf dat moment als een aparte organisatie verderging. De Koninklijke Sterrenwacht van België is een belangrijk astronomisch onderzoeksinstituut, gelegen in Ukkel nabij Brussel, waar ook het KMI gevestigd is. 
Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB):
Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI):
 
 
 
1917
   
De term "knmi toren 1917" verwijst waarschijnlijk naar de weerboei, ook wel bekend als de Buys Ballot-toren, die in 1917 op het terrein van het KNMI in De Bilt werd geplaatst. Deze toren werd gebruikt voor weerobservaties, waaronder metingen van wind, temperatuur en luchtdruk. Het KNMI werd in 1854 opgericht en verhuisde in 1897 naar De Bilt, waar de toren later werd geplaatst   
 
 
1918-1923
   
Bjerknes introduceerden de begrippen luchtsoorten en fronten in de weerkaarten. Hun studie van het polaire front, de grens tussen de tropische en de polaire lucht, leidde tot het conceptuele model voor de ontwikkeling van depressies uit instabiele golven in het polaire front. Hiermee nam de kwaliteit van de verwachtingen met de 'weerkaartenmeteorologie' aanmerkelijk toe. Het belangrijke theoretische werk dat Bjerknes eerder had verricht, zoals het opstellen van een stelsel vergelijkingen voor de fysica van de atmosfeer, zou pas toepassing vinden in het computertijdperk.  
 
 
1919 
   
Tor Bergeron voegt er een derde type front toe: het occlusiefront. Het occlusiefront ontstaat omdat het koufront sneller beweegt dan het warmfront. Rond de depressiekern is de afstand tussen het kou- en het warmfront het kleinst zodat daar de occlusie start. Door dit occluderen zal de warme sector alsmaar kleiner worden en mogelijk geheel verdwijnen. Hierdoor zal de opgetilde warme lucht na verloop van tijd niet meer terug te vinden zijn op aan het aardoppervlak.   
 
 
1919
   
Noors cycloonmodel voor het eerst geïntroduceerd in meteorologische literatuur. Markeert een revolutie
in de manier waarop de atmosfeer wordt bedacht en begint onmiddellijk te leiden tot verbeterde
prognoses.De meeste extratropische cyclonen volgen het Noorse cycloonmodel. Hierbij loopt het
koufront schuin over op de gebogen lijn die begint met het warmtefront en vervolgens het occlusiefront. 
 
 
 
1919
   
Op 6 november 1919 werd voor de eerste maal een uitzending door Idzerda verzorgd vanuit zijn huis en werkplaats aan de Beukstraat, te zien op de foto van Paul van der Drift, een van Idzerda’s naaste medewerkers. Idzerda had de dag tevoren in de Nieuwe Rotterdamsche Courant een advertentie geplaatst waarin de uitzending werd aangekondigd.   
 
 
1920
   
In 1920 publiceerde Milutin Milanković zijn werk, "Mathématique de la théorie des phénomènes de chaleur produits par les radiations solaires," dat de basis legde voor zijn theorie over klimaatverandering. Dit werk legde uit hoe cyclische veranderingen in de baan van de aarde om de zon de hoeveelheid ontvangen zonne-energie beïnvloeden, wat leidde tot de huidige begrip van ijstijden, die nu bekend staan als de Milanković-cycli.    
 
 
1922
   
De numerieke weersverwachting is gebaseerd op modellen waarin de bewegingen in de atmosfeer en de fysische processen die het idee van numerieke weersverwachtingen werd in 1922 naar voren gebracht door Lewis Fry Richardson, een Brits wiskundige, in zijn zeer vooruitziende artikel 'Weervoorspelling door numerieke processen'. Richardson had vele maanden nodig om een verwachting tot 24 uur vooruit te kunnn maken. De drukverandering die hij voorspelde waren 10 tot 100 maal te groot, maar hij had de eerste stap gezet op de weg naar een nauwkeurige, numerieke weersverwachting.   
 
 
1923
   
In het klimaatsysteem van Vladimir Köppen worden de landen ingedeeld naar een klimaattype met name
aan de hand van de gemiddelde temperaturen en hoeveelheden neerslag en formules die daaraan
gekoppeld zijn. Hij lette daarbij vooral op de verschillen in vegetatie op aarde. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen vijf algemene klimaten: droog, tropisch regenklimaat, gematigd maritiem, continentaal
en poolklimaat. Deze algemene klimaatindeling kan vervolgens nog verder gespecificeerd worden in droog klimaat, tropisch regenklimaat, gematigd maritiem klimaat, continentaal klimaat en poolklimaat.
 
 
 
1924
   
De Walker-circulatie vormt zich boven de tropische Stille Oceaan, waar de westelijke Stille Oceaan doorgaans warm is met een lage luchtdruk op zeeniveau en de oostelijke Stille Oceaan koeler is met een hoge luchtdruk . Warme, vochtige lucht stijgt op boven de westelijke Stille Oceaan, terwijl koelere, droge lucht daalt boven de oostelijke Stille Oceaan El Niño-Zuidelijke Oscillatie (ENSO) kent drie toestanden: El Niño, La Niña en neutraal. De neutrale fase is de normaal functionerende Walker-cel, terwijl El Niño de warmere fase van ENSO is en La Niña de koelere fase   
 
 
1926
   
Carl-Gustaf Rossby een van de meest invloedrijke meteorologen van de twintigste eeuw. deed hij baanbrekend onderzoek over de algemene circulatie van de atmosfeer en de slingerende, langgolvige patronen van westwaartse luchtstromingen in de hogere atmosfeer, nu bekend als Rossbygolven. Rossby ontwikkelde ook wiskundige modellen voor de weersverwachting en legde eveneens de grondslag voor de eerste succesvolle (numerieke) computermodellen voor het voorspellen van het weer. Hij voorspelde eveneens het bestaan van straalstromen. In de Tweede Wereldoorlog kwamen de piloten van B-29 bommenwerpers op grote hoogte krachtige windstromingen tegen.  
 
 
1927 - 1930
   
In 1927 werd door de Rus Pavel Aleksandrovich Moltchanoff het de radiosonde geïntroduceerd, waarbij
door een sonde aan een ballon gegevens over druk, temperatuur en vochtigheid met korte tussenpozen naar het waarnemingsstation werden gezonden. Op 30 januari 1930 werd een sonde met de naam "271120", werd het om 13:44 uur Moskouse tijd gelanceerd in Pavlovsk, USSR en bereikte daar een
hoogte van 7,8 kilometer met de temperatuur (-40,7 °C). Tweeëndertig (32) minuten na de lancering stuurde de radiosonde een van de eerste aerologische berichten naar Leningrad  en het Moskou
 
 
 
1932
   
Een verdere wijziging van het cloudclassificatiesysteem van Luke Howard komt wanneer een IMC-commissie voor de studie van wolken een verfijnde en meer beperkte definitie van het geslacht nimbus naar voren brengt, die in feite opnieuw wordt geclassificeerd als een stratiform wolkentype. Het wordt omgedoopt tot nimbostratus (afgeplatte of uitgespreide regenwolk) en gepubliceerd met de nieuwe naam in de editie van 1932 van de International Atlas of Clouds and of States of the Sky . Dit laat cumulonimbus over als het enige nimbiform-type, zoals aangegeven door de wortelnaam.  
 
 
1933
   
In de jaren dertig ontwikkelden Bergeron en Walter Findeisen het concept dat wolken zowel onderkoeld water als ijskristallen bevatten. Volgens Bergeron wordt de meeste neerslag gevormd als gevolg van het verdampen van water uit kleine onderkoelde druppeltjes en het aangroeien op ijskristallen, die vervolgens
als sneeuw vallen, of smelten en vallen als koude regen, afhankelijk van de omgevingsluchttemperatuur.
Dit proces staat bekend als het Bergeron-proces en wordt verondersteld het belangrijkste proces te zijn waarbij neerslag wordt gevormd. 
 
 
 
1933
   
Victor Schauberger publiceert zijn theorieën over de koolstofcyclus, hij had geen direct verband met de koolstofcyclus, maar zijn werk over de "levende energieën" van water en natuurlijke spiralen kan worden gezien als een metafoor voor het belang van cyclische, holistische processen in de natuur, inclusief de koolstofcyclus. Zijn focus lag op het nabootsen van natuurlijke, efficiënte processen om duurzaamheid te bereiken, wat aansluit bij het idee van een gezonde koolstofkringloop, waarbij koolstof zich natuurlijk door de aarde verplaatst en wordt opgenomen.  
 
 
1938
   
Guy Stewart Callendar was de eerste die menselijke activiteiten in verband bracht met de opwarming van
de aarde door een verband aan te tonen tussen de verbranding van fossiele brandstoffen en de stijgende temperaturen op aarde in 1938. Hij verzamelde historische temperatuurgegevens en metingen van kooldioxide in de atmosfeer, waaruit bleek dat beide de afgelopen vijftig jaar waren toegenomen, en stelde voor dat dit werd veroorzaakt door menselijke activiteiten zoals het verbranden van brandstof. Zijn werk stuitte aanvankelijk op scepsis, maar zijn onderzoek legde de basis voor de moderne klimaatwetenschap.
 
 
 
1939
   
Rossby-golven, ook bekend als planetaire golven, zijn een soort traagheidsgolf die van nature voorkomt in roterende vloeistoffen. Ze werden voor het eerst geïdentificeerd door Carl-Gustaf Arvid Rossby in de atmosfeer van de aarde in 1939. Atmosferische Rossby-golven op aarde zijn gigantische meanders bij winden op grote hoogte die een grote invloed hebben op het weer. Deze golven worden geassocieerd met druksystemen en de straalstroom.Oceanische Rossby-golven bewegen langs de grens tussen de warme bovenlaag en het koude diepere deel van de oceaan.  
 
 
1941
   
Pulsed radar- netwerk wordt geïmplementeerd in Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over het algemeen begonnen operators tijdens de oorlog echo's op te merken van weerselementen zoals regen en sneeuw. Deze CH-stations waren enorme, statische installaties met stalen zendmasten van meer dan 100 meter hoog. Maar de uitvinding van de holtemagnetron in 1940, die veel krachtigere radiogolven met een kortere golflengte produceerde, maakte het mogelijk veel compactere, krachtigere en gevoeligere radareenheden te produceren.  
 
 
1943
   
JB Duckworth staat bekend als de eerste persoon die op 27 juli 1943 met een vliegtuig in een orkaan
vloog, in een tijd waarin instrumentvliegen werd ontwikkeld. Hij vloog met zijn AT-6 "Texan"
trainervliegtuig in het oog van een storm die Galveston, Texas trof, in een gebeurtenis die naar verluidt begon als een uitdaging en uiteindelijk bewees dat het mogelijk was om tegen orkanen te vliegen, wat de weg vrijmaakte voor moderne orkaanverkenningen.
 
 
 
1944
   
In de jaren twintig ontdekte een Japanse meteoroloog, Wasaburo Oishi, de straalstroom vanaf een locatie nabij de berg Fuji. Hij volgde pilootballonnen, die worden gebruikt om de wind op het hoogste niveau te bepalen), terwijl ze de atmosfeer in kwamen. De Amerikaanse piloot Wiley Post, de eerste man die solo
rond de wereld vloog in 1933. Post vond een drukpak uit waarmee hij boven de 6.200 meter kon vliegen en merkte op dat zijn grondsnelheid soms veel hoger was dan zijn luchtsnelheid. Vliegers merkten tijdens de vluchten consequent westelijke wind in de rug van meer dan 160 km/h.
 
 
 
1945
   
Na de Tweede Wereldoorlog braken gouden tijden aan: nieuwe weerstations, weerschepen, weerboeien, weerballonnen, radar, kunstmanen en computers gaven de meteorologie nieuwe impulsen. Door internationale samenwerkingsverbanden kon de hele meteorologische wereld de vruchten plukken. De onderzoekers krijgen steeds meer vat op de ingewikkelde fysische processen en het klimaatsysteem.De Britse sciencefictionschrijver en acteur Arthur C. Clarke maakt het principe van de geostationaire baan als eerste wereldwijd bekend. Hierdoor wordt deze baan soms ook de ‘Clarke-Belt’ genoemd.  
 
 
1947
   
De windschaal van de Duitse zeilkapitein Petersen wordt officieel aan de schaal van Beaufort toegevoegd. Rond 1900 beschreef admiraal William Peterson de gevolgen van de wind boven zee, zoals korte kleine
golven bij een zwakke wind van windkracht 2, hoge golven met zware schuimstrepen bij storm,
windkracht negen en een lucht vol schuim en verwaaid zeewater bij orkaankracht 12.
 
 
 
1947
   
Op 20 maart 1948 landde een tornado nabij het Will Rogers Airport) in Oklahoma City en trok oostwaarts. De tornado trok over Will Rogers Field en uiteindelijk Tinker Air Field. Er ontstond grote schade aan gebouwen en vliegtuigen. Deze gebeurtenis was de aanleiding voor de eerste pogingen op het gebied van tornadovoorspellingen . Vijf dagen later toen de eerste tornadovoorspelling ooit daadwerkelijk op dezelfde locatie werd geverifieerd. Op 25 maart 1948 ontwikkelde zich opnieuw een tornado nabij Tinker Air Field en trok over de luchtmachtbasis naar het noordoosten, wat voor de tweede keer in minder dan een week meer verwoesting veroorzaakte. Deze tornado trof slechts 100 meter van het pad van de vorige tornado.  
 
 
1951
   
De WMO is opgericht op 23 maart 1950 als vervolg op de International Meteorological Organization (IMO), de eerste internationale meteorologische organisatie die in 1873 was opgericht door KNMI-oprichter en meteoroloog Buys Ballot. In 1951 werd de WMO een gespecialiseerde instelling van de Verenigde Naties.
Het WMO heeft 187 leden met hoofdkwartier in Genève en is van groot belang voor internationale samenwerking op meteorologisch gebied, de uitwisseling van meteorologische gegevens en producten en het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van weer en klimaat.
 
 
 
1951
   
Eerste succesvolle numerieke weersvoorspellingsexperiment van de Princeton University.
De "ENIAC-weersvoorspelling" verwijst naar de eerste computergegenereerde weersvoorspellingen, die in 1950 werden gemaakt met behulp van de ENIAC-computer. Dit waren baanbrekende numerieke weersvoorspellingen gebaseerd op de barotrope vorticiteitsvergelijking, die de weg vrijmaakten voor moderne weersvoorspellingen.
 
 
 
1951
   
Op 7 oktober is het eerste weerbericht op de Nederlandse televisie te zien tijdens een tweede experimentele TV-uitzending van de NTS. Weerman is Cor van der Ham, KNMI-meteoroloog. Diezelfde avond wordt ook een uitgebreide bijdrage over het weer uitgezonden in het VPRO-programma "de mens en zijn liefhebberijen". Daarin wordt aan de Friese onderwijzer Hans de Jong, toen nog weeramateur en later weerman van de NCRV, ruim aandacht geschonken.  
 
 
1953
   
Het National Hurricane Center van NOAA controleert niet zelf de naamgeving van tropische stormen; dit wordt beheerd door de World Meteorological Organization. De WMO hanteert een systeem met lijsten van vrouwelijke en mannelijke namen, die in een cyclus van zes jaar worden gebruikt voor de Atlantische orkaanseizoenen. Oorspronkelijk waren dit alleen vrouwennamen, maar later werden ook mannelijke
namen toegevoegd, met de namen van de alfabetische lijst afwisselend mannelijk en vrouwelijk.
 
 
 
1953
   
De watersnood van 1953, meestal aangeduid als de Watersnoodramp of Februariramp , voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. De ramp werd veroorzaakt door een stormvloed in combinatie met springtij, waarbij het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee tot extreme hoogte steeg waarbij op meer dan 90 plaatsen dijken in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant doorbreken Het aantal doden bedroeg 1836 in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee, waaronder 133 bij het vergaan van een Engelse veerboot en 28 in België.  
 
 
1954
   
De tropische depressie ontstond rond 1 oktober 1954 en trok over het zuiden van Texas, waar het zware regenval veroorzaakte. Op 6 oktober werd een marine-raket afgeschoten vanaf White Sands, New Mexico, die per ongeluk een foto maakte van de depressie. Deze foto bewees dat de depressie, die koninginnen een grote hoeveelheid regen veroorzaakte in Texas en New Mexico, anders was dan gedacht, en droeg bij aan de ontwikkeling van het latere Vanguard-satellietprogramma.  
 
 
1955
   
In 1950 werd in de Verenigde Staten de eerste relatief betrouwbare numerieke weersverwachting
opgesteld. De wiskundige John von Neumann (1903-1957) en zijn collega's maakten deze verwachting met een primitieve computer, de ENIAC (Electronic Numerical Integrator And Computer). In de loop van 1955 werden de computerverwachtingen in de Verenigde Staten op een regelmatige basis opgesteld. Met snelle computers, nauwkeurigere metingen en betere modellen nam de nauwkeurigheid snel toe.
 
 
 
1959
   
De Vanguard 2 was een van de eerste Amerikaanse kunstmatige satellieten. Deze satelliet werd gelanceerd in 1959, de eerste jaren van de ruimtevaart. Doel van deze vlucht was de verdeling van wolken vastleggen op delen van het aardoppervlak die door de zon werden beschenen.  
 
 
1960
   
De TIROS-1, was de eerste succesvolle weersatelliet. Tiros staat voor Television Infrared Observation Satellite, en Tiros-1 was de eerste uit die serie. Hij werd gelanceerd om 06:40 op 1 april 1960. Deze satelliet was de eerste weersatelliet die door de NASA gemaakt en gelanceerd is. Hij zond de eerste televisiebeelden van het weer uit de ruimte. Dat deed hij met twee zwart-wit-televisiecamera's.  
 
 
1960
   
In 1960 installeerde Edward Lorenz een computer bij MIT en begon deze te gebruiken voor weersimulaties, een belangrijke stap in zijn ontwikkeling van de chaostheorie. Hij ontdekte dat kleine verschillen in beginomstandigheden, zoals afrondingsgetallen, tot drastisch verschillende weerpatronen konden leiden, een fenomeen dat hij later het ‘vlindereffect’ noemde en dat tot zijn conclusie leidde dat weersvoorspellingen op de lange termijn onmogelijk zijn.  
 
 
1962
   
In het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België te Ukkel, kreeg men een elektronische ordinator, namenlijk een IBM 7070 (waarvan het geheugen een capaciteit bezit van 5000 getallen van 10 cijfers).
De weersvoorspellingen voor de toekomst zullen dus ook op een andere leest geschoeid worden. Alles vertrekt echter van dezelfde basis, namelijk waarnemingen en hoogtegegevens! Alle ‘meteo’s’ die op de telex binnenlopen worden op geperforeerde banden geplaatst om een 500 mbar-kaart te tekenen en zo te komen tot voorspellingen voor de volgende 48h met een maximum van 72h
 
 
 
1962
   
Project STORMFURY was een onderzoeksprogramma van de Amerikaanse overheid van 1962 tot 1983
dat probeerde orkanen te wijzigen door ze te zaaien met zilverjodide om ze te verzwakken. De hypothese was dat het zilverjodide ervoor zou zorgen dat onderkoeld water in de orkaan zou bevriezen, waardoor de structuur ervan zou veranderen, maar het project werd uiteindelijk stopgezet omdat deze hypothese onjuist bleek te zijn, aangezien de meeste orkanen niet genoeg onderkoeld water hebben om te zaaien om effectief te zijn.
 
 
 
1963
   
Een wereldwijd systeem voor het observeren, analyseren en voorspellen van meteorologische omstandigheden, opgericht in 1963 onder auspiciën van de Wereld Meteorologische Organisatie. Het levert voortdurend bijgewerkte weerrapporten en -voorspellingen aan alle leden van de Wereld Meteorologische Organisatie, waarbij het zijn gegevens verkrijgt van vier satellieten in een polaire baan en vijf in een geostationaire baan, ongeveer 10.000 landobservatiestations, 7000 weerschepen en 300 afgemeerde en drijvende boeien.  
 
 
1969
   
In 1969 wordt de schaal door Herbert Saffier ontworpen. Robert Simpson, directeur destijds van het NHC voegde de stormvloedboven het normale getij) hieraan later toe. Deze schaal bepaalt aan de hand van o.m. luchtdruk, stormvloed en maximaal gemiddelde windsnelheden de sterkte van een orkaan. Hieraan gerelateerd is de sterkte en mogelijke schade van een tropische orkaan. In de Atlantische Oceaan gelden
vijf categorieën, waarbij categorie 5 de sterkste is.In 1972 wordt de schaal van Saffir/Simpson in gebruik genomen.
 
 
 
1971
   
De Fujita-schaal, ontwikkeld in 1971 door Tetsuya Theodore Fujita, is een classificatiesysteem om de intensiteit van tornado's te bepalen aan de hand van de schade die ze aanrichten. De schaal loopt van
F0 (lichte schade) tot F5 (ongelooflijke schade) en koppelt de schade aan geschatte windsnelheden.
 
 
 
1972
   
In 1972 moest het monumentale complex ter hoogte van de Coenraadbotstraat wegens de
dijkverzwaring gesloopt worden en verhuisde het KNMI weerstation naar het marinevliegveld De Kooy.
Op 1 augustus 1972 werd dit station officieel geopend als synoptisch hoofdstation. En zoals alle weerstations heeft ook den Helder een index nummer (06235) 06 voor Nederland en 235 voor stationsindexnummer.
 
 
 
1974
   
Rowland en Molina ontdekten in 1974 dat de ozonlaag aangetast werd door cfk's (chloorfluorkoolwaterstoffen). Dit onderzoek, samen met dat van Paul Crutzen, leidde tot de Nobelprijs voor Scheikunde in 1995. Hun werk beschreef hoe cfk's in de stratosfeer de ozonlaag afbreken, wat leidde tot het globale "ozongat" dat het leven op aarde beschermt tegen schadelijk UV-licht.  
 
 
1974
   
Het AMeDAS- netwerk, ontwikkeld door het Japanse Meteorologisch Agentschap dat wordt gebruikt voor het verzamelen van regionale weergegevens en het verifiëren van de voorspellingsprestaties, startte op 1 november in bedrijf, het systeem bestaat uit ongeveer 1.300 stations met automatische observatieapparatuur. Deze stations, waarvan er meer dan 1100 onbemand zijn, bevinden zich op een gemiddelde afstand van 17 km door heel Japan.  
 
 
1975
   
GOES is een geostationaire operationele milieusatelliet , GOES en is een programma van de NASA en NOAA dat bestaat uit geostationaire satellieten die continu weersinformatie en gegevens over de zon (ruimteweer) leveren. Deze satellieten bevinden zich in een baan om de aarde op ongeveer 35.700 kilometer hoogte boven de evenaar, waardoor ze boven een specifieke geografische regio blijven zweven. Dit stelt hen in staat om atmosferische omstandigheden constant te monitoren.    
 
 
1976
   
TOR staat voor "Telex Over Radio" en is een communicatiesysteem dat telexberichten via radiogolven verzendt en ontvangt, in plaats van via telefoonlijnen. Het systeem werd ontwikkeld om draadloze telexcommunicatie mogelijk te maken, bijvoorbeeld tussen schepen en kuststations, en verving vaak morsecode. In plaats van telexapparaten die direct aan telefoondraden waren gekoppeld, werd de Baudot code omgezet in radiopulsen of tonen.   
 
 
1976
   
Het Britse Department of Industry publiceert een wijziging van het internationale cloudclassificatiesysteem aangepast voor satellietwolkwaarnemingen. Het toont een verdeling van wolken in stratiform, cirriform, stratocumuliform, cumuliform en cumulonimbiform. De laatste hiervan vormt een verandering in de naam van het eerdere nimbiform-type, hoewel deze eerdere naam en oorspronkelijke betekenis die betrekking heeft op alle regenwolken nog steeds in sommige classificaties terug te vinden zijn   
 
 
1977
   
De Europese geostationaire weersatelliet van de eerste generatie, Meteosat-1 wordt als eerste van een reeks van 7 (1998) gelanceerd. Ze bezorgen voornamelijk wolkfoto's bij dag en nacht, zichtbaar licht en infrarood. De satelliet heeft een diameter is 2,1 mtr en een lengte van 3,96 mtr en weegt 282kg. Het oppervlak bestaat uit zes panelen bedekt met de zonnecellen die de elektrische stroom leveren.
De panelen hebben ook openingen voor sensoren. 
 
 
 
1978
   
Sinds 1978 is de officiële SI-eenheid voor luchtdruk is de pascal (Pa), maar in de praktijk wordt voor atmosferische druk het meeste de eenheid hectopascal (hPa) gebruikt. Hectopascal is een veelgebruikte eenheid omdat het praktisch is voor meteorologische doeleinden en gelijk is aan de vroegere eenheid
millibar (mbar). 
 
 
 
1979
   
Leden van de WMO namen deel aan het Global Atmospheric Research Programme (GARP). In het kader hiervan werd een aantal meteorologische onderzoeken verricht, waaronder het Global Weather Experiment: het grootste wetenschappelijke experiment dat ooit ondernomen is. Eén jaar lang, van 1 december 1979, werden door de WMO-leden middelen continu ingezet om het gedrag van de atmosfeer te kunnen bestuderen. Door de hieruit voortvloeiende gegevens kregen onderzoekers een beter inzicht in de mondiale weersystemen en konden zij de bestaande numerieke modellen van de atmosfeer verfijnen.  
 
 
1981
   
De SYNOP, de internationale weercode die (bijna) uurlijks door meer dan 9000 weerstations onder
auspiciën van de WMO wordt 1-januari gemaakt, krijgt een drastische metamorfose. Vooral in de regelgeving als in de volgorde van de elementen verandert veel. Ook de herkenbaarheid van bepaalde elementen verbetert in sterke mate. 
 
 
 
1983
   
Op 7 januari 1983 keert de weerpresentator terug op de Nederlandse televisie, aanvankelijk eenmaal per week: tijdens het Journaal van half elf op de vrijdagavond. Han Mellink en Harry Otten worden hiervoor ingezet. In 1984 wordt het weer vast onderdeel van het Journaal en daarvoor is uitbreiding van het presentatieteam noodzakelijk. John Bernard komt erbij, maar in 1986 vertrekken hij en Otten alweer. In
de loop van de jaren tachtig komen Henk van Dorp, Frank Kroonenberg en Erwin Kroll het team versterken. 
 
 
 
1985
   
In 1985 werd het ozongat boven Antarctica publiekelijk bevestigd, wat leidde tot het Verdrag van Wenen van dat jaar en de daaropvolgende internationale afspraken in het Montreal Protocol (1987) om ozonafbrekende stoffen zoals CFK's uit te faseren. Deze ontdekking van de wetenschappers van de British Antarctic Survey werd gedaan door te kijken naar de spectaculaire afname van ozon en de oorzaak te wijten aan de toen veelgebruikte CFK's uit bijvoorbeeld spuitbussen en koelkasten.  
 
 
1986
   
In 1986 werd Meteo Consult opgericht door onder andere Harry Otten als een van de eerste commerciële weerbedrijven in Nederland, later bekend als MeteoGroup. Het bedrijf ontstond uit de wens om toegang te krijgen tot weersgegevens die voorheen gedomineerd werden door het KNMI. Andere relevante gebeurtenissen in 1986 waren de lancering van het bedrijf en het werk van meteoroloog Gerrit Hiemstra, die in datzelfde jaar bij Meteo Consult begon.  
 
 
1988
   
Het weerbericht in het NOS Journaal in 1988 werd gepresenteerd door weerman Hugo van Rhijn, die destijds de avondbulletins verzorgde. Hij presenteerde in de periode 1980-1989 en was ook invalkracht voor het 20.00 uur journaal.  
 
 
1992
   
Jan Pelleboer was een zeer bekende en populaire Nederlandse meteoroloog en weerman die de rol van
de "weerman" in de Nederlandse omroep introduceerde en populariseerde. Hij stond bekend om zijn onderhoudende, rechttoe rechtaan en vaak humoristische stijl, waarbij hij soms een Noord-Nederlands dialect en traditionele weerskennis gebruikte naast zijn officiële meteorologische kennis.
Hij overleed in 1992 op 68-jarige leeftijd
 
 
 
1992
   
Orkaan Andrew was een extreem krachtige en verwoestende tropische cycloon die in augustus 1992
grote schade aanrichtte in de Bahama's en de Verenigde Staten, met name in Florida en Louisiana.
Dit wasb een Categorie 5 orkaan met windsnelheden tot 266 km/h en een zeer lage kerndruk.
De schade werd geschat op ongeveer $26,5 miljard USD. Vele tienduizenden huizen werden verwoest of zwaar beschadigd, en was verantwoordelijk voor in totaal 65 doden.
 
 
 
1992
   
De LMG is in 1992 ontstaan uit een eerdere meteorologische dienst en was gevestigd op Vliegbasis Woensdrecht. Gespecialiseerd in meteorologie, vluchtveiligheid en uitzendingen van de Nederlandse krijgsmacht. In 2011 is de Luchtmacht Meteorologische Groep gefuseerd met de Meteorologische Dienst
van de Koninklijke Marine. Hieruit is de huidige Joint Meteorologische Groep (JMG) ontstaan en zetelt nog steeds op Vliegbasis Woensdrecht. De JMG verzorgt weersverwachtingen en opleidingen voor alle krijgsmachtdelen.
 
 
 
1992-1993
   
De METAR-code, die staat voor Meteorological Aerodrome Report, werd door de jaren heen ontwikkeld
en gestandaardiseerd onder de vlag van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de
Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). Hoewel de eerste concepten voor gestandaardiseerde luchtvaartweerrapporten dateren uit de jaren '40 en '60 van de vorige eeuw, was 1992/1993 was de periode waarin de METAR-code in zijn moderne, internationaal erkende vorm een verplicht en gestandaardiseerd onderdeel werd van de luchtvaartmeteorologie wereldwijd.
 
 
 
1995
   
Het SAFIR onweersdetectiesysteem is een gezamenlijk systeem van het KNMI en de Koninklijke Luchtmacht dat wordt gebruikt voor het detecteren en lokaliseren van bliksemontladingen in Nederland en de Benelux. SAFIR maakt gebruik van een netwerk van meetstations met antennes die de elektromagnetische straling registreren die vrijkomt bij bliksemontladingen, met name in een VHF (Very High Frequency) band. Door middel van radio-interferometrie en driehoeksmeting kan de exacte tijd en locatie van de ontlading zeer nauwkeurig worden bepaald  
 
 
1995
   
De Meteosat-satellieten zijn Europese geostationaire meteorologische satellieten die continu het weer en klimaat vanuit de ruimte observeren, voornamelijk boven Europa, Afrika en de Indische Oceaan.
Ze bevinden zich in een geostationaire baan (ongeveer 36.000 km boven de evenaar), wat betekent dat
ze boven hetzelfde punt op aarde blijven en continu ongeveer een derde van de wereldbol in beeld kunnen brengen, zoals zware onweersbuien, mist en intense depressies.
 
 
 
1995
   
Op 4 december 1997 is het nieuwe radarsysteem officieel in gebruik genomen. De nieuwe radar geeft gedetailleerdere informatie over neerslag en ook wind in een groter gebied. Dankzij nieuwe antennes die het afgelopen jaar in De Bilt en Den Helder zijn geplaatst, kan nu niet alleen heel Nederland in kaart worden gebracht, maar wordt ook het weer boven een groot deel van de Noordzee getoond. De nieuwe radars zijn uitgerust met Doppler-techniek, waardoor ze geschikt zijn om windsnelheden in buien te meten. Dit maakt het mogelijk om in de toekomst beter te waarschuwen voor zware buien met windstoten.  
 
 
1997
   
Op 13 mei werd de NOAA-15 gelanceerd in vervolg van het TIROS-N programma. De NOAA-satellieten,
zijn polair-orbitale weersatellieten die worden gebruikt voor weersvoorspelling, klimatologisch onderzoek
en ruimteweermonitoring.Ze worden ook gebruikt voor het observeren van de ozonlaag en de temperatuur van het zeewater. De satellieten vliegen in een zon-synchrone baan, waardoor ze dagelijks wereldwijde dekking bieden door ongeveer 14,1 keer per dag om de aarde te draaien
 
 
 
1997
   
In 1997 werd in het TV-weerbericht journaals bij de NOS de Meteo Presenter geïntroduceerd.
Dit systeem maakte het voor de presentator mogelijk om zelf met een afstandsbediening de beelden, waaronder kaarten en satellietfoto's, te wisselen en specifieke punten aan te wijzen. Dit markeerde de overgang naar de digitale, interactieve weerpresentaties zoals we die vandaag de dag kennen, inclusief moderne animaties.
 
 
 
1999
   
De Breitling Orbiter 3 was de eerste ballon die non-stop rond de wereld vloog. De geslaagde recordpoging van de ballonvaarders Bernard Piccard en Brian Jones eindigde in 1999 na 19 dagen en 21 uur. De ballon landde veilig in de Egyptische woestijn na haar vlucht van 45.755 kilometer. De ballon was 55 meter hoog, had een inhoud van 18.500 m3 helium en woog bijna negen ton. De capsule was gemaakt van een materiaal dat was samengesteld uit carbonvezels en kevlar. De piloten hadden tijdens de vlucht maar weinig bewegingsruimte, want de capsule was slechts 5x 3 mtr.  
 
2000-heden
De historische tijdlijn van de meteorologie periode 2000 - heden
 
2002
   
SCIAMACHY was een satelliet-spectrometer die ontworpen was om de aarde en de atmosfeer te meten
in het ultraviolet, zichtbaar en nabij-infrarood golflengtegebied (240 nm tot 2.380 nm).
et instrument was een van de tien instrumenten aan boord van de ENVISAT (ENVIronmental SATellite)
van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA). ENVISAT, met SCIAMACHY, werd gelanceerd in
maart 2002 en de missie eindigde in mei 2012.
 
 
 
2005
   
Katrina wordt gezien als de dodelijkste en meest vernietigende Atlantische orkaan. De orkaan trok op
28 augustus 2005 over de zuidelijke staten Louisiana en Mississippi, waarbij de steden New Orleans en
Biloxi zwaar getroffen werden. Tijdens de orkaan en de daarop volgende overstromingen overleden ruim 1.800 mensen, waardoor Katrina in de top vijf staat van dodelijkste orkanen uit de geschiedenis van de VS. Niet eerder richtte een natuurramp zoveel schade aan; de totale materiële schade bedroeg maar liefst 81 miljard dollar.
 
 
 
2006
   
Het KNMI krijgt de beschikking over een nieuwe supercomputer. Dankzij de nieuwe computer, een Altix 3700 van Silicon Graphics, levert het regionale weermodel Hirlam voor weersverwachtingen op de korte termijn nog betere informatie op een kleinere schaal. De nieuwe rekenserver van het KNMI, die 240 processoren telt, behoort tot de tien grootste van ons land. Hij wordt niet alleen gebruikt voor de operationele weersverwachting maar ook voor onderzoek van weer en klimaat. Met dit nieuwe systeem
kan het KNMI 1440 miljard berekeningen per seconde uitvoeren.
 
 
 
2007
   
De TU Delft heeft een nieuwe weerradar in gebruik genomen, de “Drizzle Radar”. De zeer gevoelige radar kan zelfs fijne motregen waarnemen. De radarantennes staan inmiddels boven op de 213 meter hoge
KNMI-meetmast in Cabauw, bij Lopik. Vanaf deze plek moet de uiterst gevoelige radar, samen met de andere geavanceerde instrumenten van het CESAR observatorium (Cabauw Experimental Site for Atmospheric Research), een compleet beeld gaan geven van de wisselwerking tussen stof, wolken, regen
en straling. Dit is nog altijd een van de minst begrepen factoren in klimaatmodellen.
 
 
 
2012
   
Op 6 maart heeft het KNMI heeft het vernieuwde computercentrum met de nieuwe supercomputer officieel in gebruik genomen. Hiermee beschikt het KNMI over meer rekenkracht om de komende jaren flinke stappen vooruit te kunnen maken op het gebied van weersverwachtingen en klimaatonderzoek. De BullX B500 heeft 4.752 cores, beschikt over een werkgeheugen van 9,5 terabyte ofwel 9.500 gigabyte en heeft een maximale verwerkingsnelheid van 58,2 teraflop. Daarbij is het een energiezuinig systeem waarbij waterkoeling wordt gebruikt.  
 
 
2016
   
Het KNMI heeft op 14 april een nieuw meetsysteem, Météorage genaamd Het systeem biedt een betere geografische dekking en een nauwkeurigere plaatsbepaling van inslagen dan het oudere Flits bliksemmeetsysteem. Het systeem wordt ook in andere landen gebruikt zodat de bliksemactiviteit over
een groot gebied beter vergelijkbaar. Ook maakt het nieuwe bliksemmeetsysteem beter onderscheid
tussen ontladingen die zich tussen de wolken voordoen en ontladingen die op aarde inslaan. Voor de veiligheid en de KNMI-weerwaarschuwingen zijn met name de blikseminslagen van belang.
 
 
 
2016
   
Het KNMI vernieuwt zijn neerslagradars. De radar in Herwijnen komt dan in de plaats van de radar die op
de toren van in De Bilt staat.De nieuwe radars in Herwijnen en Den Helder gaan deel uitmaken van het Europese radarnetwerk zodat de informatie over de neerslag uitgewisseld kan worden met de omringende landen. De radars zijn uitgerust met de nieuwste technieken waardoor de buien gedetailleerder kunnen worden gevolgd en zijn in staat om neerslagsoort en nerslagintensiteit nog beter te onderscheiden.
 
 
 
2019
   
Nederland (KNMI) werkt sinds 2019 samen met het Met Office (Verenigd Koninkrijk) en Met Éireann
(Ierland) om gezamenlijk stormnamen vast te stellen.Een storm krijgt een naam wanneer deze naar verwachting een 'middelgrote' of 'grote' impact kan veroorzaken in ten minste één van de drie partnerlanden, wat meestal overeenkomt met een Code Oranje of Code Rood waarschuwing voor
(zeer) zware windstoten (in uitzonderlijke gevallen kan dit ook bij Code Geel).
 
 
 
2019