|
|
|
In
Nederland
valt
gedurende
het hele
jaar
regel
matig
neerslag.
Er zijn
weinig
langdurige,
droge
perioden.
Gemiddeld
valt er
in
Nederland
847 mm
neerslag
per
jaar.
Van jaar
tot jaar
zijn er
wel
grote
verschillen:
met
483mm
viel er
het
minst in
2003 in
Kornwerderzand,
met 1374
mm viel
er
het
meest in
1998 in
Schellingwoude.
De
uiterste
waarden
in De
Bilt
liepen
uiteen
van 576
mm in
1996 tot
1240 mm
in 1998.
Ook de
neerslagreeksen
van de
vier
andere
hoofdstations
tonen
grote
variaties. |
|
Naast
verschillen
van jaar
tot jaar
zijn er
ook
verschillen
van
seizoen
tot
seizoen.
Zo is
het in
een
voorjaarsmaand
als mei
in het
hele
land
droger
Zo is
het in
een
voorjaarsmaand
als mei
in het
hele
land
droger
dan in
een
najaarsmaand
als
oktober.
De
verdeling
van de
hoeveelheid
neerslag
over het
land is
in deze
twee
maanden
ook niet
hetzelfde.
In het
najaar
valt
gemiddeld
de
meeste
neerslag
in een
brede
zone
langs de
kust; in
het
voorjaar
is het
daar
gemiddeld
juist
droger
dan in
het
binnenland.
De
oorzaak
van deze
verschillen
is dat
zeewater
langzamer
van
temperatuur
verandert
dan
land. |
|
Zo is
zeewater
In het
najaar
nog
relatief
warm,
het
koelt na
de zomer
immers
langzamer
af dan
het
land.
Boven
dit
warme
water
ontstaan
eerder
buien
dan
boven
het
afgekoelde
land.
Met de
overheersende
westenwinden
trekken
deze
naar het
land en
veroorzaken
vooral
neerslag
in de
kuststrook. |
|
In het
voorjaar
blaast
de wind
over het
nog
koude
water.
Het land
warmt
sneller
op dan
het
water en
boven
het
steeds
warmer
wordende
binnenland
ontstaan
eerder
wolken
dan in
de koele
kuststrook.
Bovendien
bereiken
deze
wolken
door de
stijgende,
warme
lucht
eerder
het
neerslagstadium
dan
wolken
aan de
kust. |
|
Door de
aanwezigheid
van
reliëf
en
steden
valt er
In
sommige
gebieden
van het
land
meer
neerslag
dan
gemiddeld.
De
Veluwe,
de
Hondsrug
en
de
Vaalserberg
liggen
hoger
dan hun
omgeving.
Daarom
moet uit
het
westen
aangevoerde
vochtige
lucht
hier
opstijgen.
Daarbij
koelt de
lucht
af,
ontstaan
er
waterdruppeltjes
uit de
waterdamp
en
vormen
zich
wolken.
Uiteindelijk
kan het
ook gaan
regenen.
Aan de
oostzijde
van deze
gebieden,
in de
‘regenschaduw’,
valt
gemiddeld
minder
neerslag.
In de
buurt
van
grote
steden
regent
het
meer.
Mogelijke
oorzaken:
het is
er
warmer,
luchtstromen
ondervinden
meer
hinder
en de
lucht
bevat
meer
condensatiekernen
(fijne
deeltjes
waar
waterdruppeltjes
zich op
afzetten)
allemaal
bevorderlijk
voor het
ontstaan
voor
neerslag.
Later in
het jaar
draagt
ook de
invloed
van het
warmere
zeewater
bij aan
het
ontstaan
van meer
neerslag. |
|