Wat gebeurt er als het ijs in het Noordpoolgebied smelt?
 
 
Overal op aarde stijgt de temperatuur, maar het Arctische gebied is veruit koploper wat betreft de opwarming. Door deze opwarming neemt het
zee-ijs in snel tempo af, valt er meer neerslag in de vorm van regen in plaats van sneeuw en krijgen zeehonden, walrussen en ijsberen het moeilijk omdat zij zee-ijs nodig hebben om te rusten, te jagen, of zich voort te planten.
 
Daarnaast ontstaat er meer ruimte voor economische activiteiten, zoals toerisme, visserij, oliewinning en noordelijke vaarroutes. Dit brengt positieve effecten met zich mee zoals groeiende inkomsten en werkgelegenheid maar ook 
 
Het barre noordpoolklimaat
Het Arctische gebied bestaat grotendeels uit oceaan (de Arctische Oceaan), omringd door landmassa's (Alaska, Canada, Groenland, Siberië) en
wordt qua klimaat gedomineerd door ijs, sneeuw en vrieskou. In de winter dalen de temperaturen tot 40 graden onder nul en is de Arctische Oceaan tot bij Groenland een uitgestrekte witte vlakte, bedekt met enkele meters dik zee-ijs. In de korte Arctische zomer bereikt de temperatuur in een groot deel van het noordpoolgebied de nul graden en smelt het zee-ijs gedeeltelijk weg.
 
De neerslag in het noordpoolgebied valt grotendeels in de vorm van sneeuw, die het zee-ijs bedekt en het daardoor erg gevaarlijk maakt.
Dunne gedeeltes zijn niet meer te herkennen. Talloze ontdekkingsreizigers hebben hun leven verloren doordat ze door het zee-ijs zakten en in de ijskoude Arctische Oceaan terechtkwamen. Tegelijkertijd voedt de sneeuwval de vele gletsjers en ijskappen in het noordpoolgebied, waaronder de immense Groenlandse IJskap.
 
 
 
 
Het weer op de Noordpool is extreem wisselvallig 
Het weer en klimaat in het noordpoolgebied fluctueren enorm: van dag-tot-dag, van maand-tot-maand maar ook van jaar-tot-jaar. Zo kan de gemiddelde temperatuur van het noordpoolgebied binnen enkele dagen vijftien graden toe- of afnemen. De variaties staan los van door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen. Ze zijn het gevolg van natuurlijke processen die vooral met de warmte-uitwisseling tussen atmosfeer en
oceaan te maken hebben. 
 
Waarom warmt het noordpoolgebied zo snel op? 
Overal op aarde stijgt de temperatuur, maar het Arctische gebied is veruit koploper wat betreft de opwarming. Dit is het gevolg van zogenaamde terugkoppelingen, oftewel klimaatprocessen die de opwarming versterken. Een belangrijk versterkend proces betreft het albedo (de reflectiviteit)
van het aardoppervlak. Sneeuw en ijs weerkaatsen veel meer zonlicht (tot wel tachtig procent) dan water en land (ongeveer tien procent).
De opwarming door broeikasgassen leidt tot afsmelting van zee-ijs en sneeuw. Hierdoor wordt het oppervlak een beetje 'donkerder', waardoor het meer zonlicht kan opslaan, en dus warmer zal worden. Hierdoor zal nog meer ijs en sneeuw afsmelten, zodat het oppervlak nog donkerder wordt. Dit proces wordt de albedo-terugkoppeling genoemd en samen met andere mechanismen versterkt dit proces de opwarming van het noordpoolgebied. 
 
Het albedo een handje helpen? 
Klimaatwetenschappers zijn over het algemeen sceptisch over de mogelijkheden om het albedo effect kunstmatig te herstellen.
Wel wordt wereldwijd steeds meer naar geo-engineering gekeken: het kunstmatig manipuleren van natuurlijke systemen om klimaatverandering tegen te gaan. In een rapport van het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC) van 2018 worden verschillende mogelijkheden genoemd,
zoals het bemesten van oceanen, het beïnvloeden van wolken en het veranderen van het albedo van het landoppervlak.

Het IPCC waarschuwt voor de grote onzekerheden in de effecten van geo-engineering op het klimaatsysteem, het milieu en de sociale aspecten.
De beste manier om klimaatverandering tegen te gaan is door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en door natuurlijke afkoeling te bevorderen, zoals door (her)bebossing. 
 
Een klimaat in transitie 
Metingen over de afgelopen decennia laten zien dat het noordpoolgebied vooral in de winter tot wel drie keer zo snel opwarmt als de rest van de aarde.

Deze opwarming is op sommige plaatsen overduidelijk te merken: zo waren de winters van 2015/2016 en van 2016/2017 op Spitsbergen tot wel tien graden warmer dan een gemiddelde
winter in de periode 1980-2010. De afgelopen zestig jaar is Spitsbergen bijna zes graden warmer geworden. 
 
Satellietwaarnemingen laten zien dat het zee-ijs razendsnel slinkt:
sinds 1980 is de zee-ijs bedekking in september al met veertig procent afgenomen en ook de dikte van het ijs neemt zienderogen af. Door de opwarming smelten de Arctische gletsjers en ijskappen in recordtempo af. 
 
 
 Afbeelding rechts: Ondanks de grote natuurlijke fluctuaties is de door mens veroorzaakte klimaatopwarming al duidelijk zichtbaar in de langjarige metingen van Arctisch zee-ijs. De zee-ijs bedekking is de afgelopen decennia met veertig procent afgenomen.Niet alleen het oppervlakte, maar ook de dikte van het zee-ijs neemt steeds verder af. 
 
Verschillende soorten ijs 
 
IJs smelt als de temperatuur boven nul komt. De verschillende soorten ijs in het noordpoolgebied smelten op verschillende manieren. 
 
Zee-ijs smelt van boven en van onder 
Zee-ijs smelt van boven af als de luchttemperatuur boven nul komt, en van onderen als het zeewater opwarmt. De afgelopen tientallen jaren heeft het noordelijke zee-ijs vooral volume verloren doordat het dunner werd vanwege afsmelting van onderen, en veel minder omdat het oppervlak afnam. 
 
Gletsjers en ijskappen smelten via stroompjes en rivieren 
Het ijs van gletsjers en ijskappen (samen landijs genoemd) smelt in het Arctische gebied vooral af omdat de temperatuur van de atmosfeer tot boven nul graden stijgt. Dit smeltwater verzamelt zich in stroompjes en riviertjes (op de Groenlandse IJskap vormen zich hele rivierenstelsels) die uiteindelijk in zee uitkomen. Dit smeltwater draagt bij aan de mondiale zeespiegelstijging. 
 
Permafrost bodem zakt in bij ontdooiing 
Ook de bevroren grond, permafrost, dat een enorm deel van de Arctic beslaat, ontdooit als lucht- en bodemtemperaturen tot boven nul stijgen.
Dit heeft gevolgen voor de hydrologie (rivieren), infrastructuur (funderingen die wegsmelten) en voor het broeikaseffect. In de bodem opgeslagen broeikasgassen komen namelijk vrij als de permafrost ontdooit.  
 
De katalysator van alle smelt: sneeuw wordt regen 
Misschien wel het belangrijkste element van smeltend ijs is het dooien van sneeuw naar regen terwijl het naar beneden valt. Bijna alle neerslag begint als sneeuw en zodra de vlokken door warmere luchtlagen vallen smelten ze, en valt de neerslag als regen. Een recente studie laat zien dat bij
verdere opwarming regen de dominante neerslagvorm kan worden in het Arctische gebied. Dit kan desastreuze gevolgen hebben, vooral omdat regenval het smelten van zee-ijs en permafrost versnelt, terwijl sneeuwval dit juist vertraagt. Het terugtrekken van zee-ijs heeft als bijeffect meer neerslag. Vanwege de toename van open water zal de verdamping groter worden, wat meer bewolking en meer neerslag tot gevolg heeft. 
 
 
Toekomstscenario’s 
 
Rond 2100 gaat jaartemperatuur tot 15 graden omhoog 
Klimaatmodellen die worden gebruikt om veranderingen in het mondiale klimaat over de 21e eeuw te berekenen laten zien dat bij gelijkblijvende toename van de uitstoot van broeikasgassen de opwarming op de Noordpool steeds sneller zal verlopen. Aan het eind van de 21e eeuw zal de jaargemiddelde temperatuur op de Noordpool 10 tot 15 graden hoger zijn dan nu. Tegen die tijd zal de neerslag in het overgrote deel van het ooit ijskoude noordpoolgebied grotendeels in de vorm van regen vallen. 
 
Rond 2050 is het zee-ijs in de zomer volledig verdwenen 
De milde temperaturen en regenval leiden tot een versnelde afsmelting van het zee-ijs. De verwachting is dat het Arctische zee-ijs in de zomer al binnen enkele tientallen jaren (2040 – 2050) compleet verdwenen zal zijn, zodat het dan mogelijk wordt om naar de geografische Noordpool te varen. Ook de befaamde Noordwest- en Noordoost passages zullen binnen niet al te lange tijd in de zomer minder moeilijk bevaarbaar zijn. 
 
Het smelten van zee-ijs draagt niet direct bij aan zeespiegelstijging, omdat het op het water drijft. Wel versterkt het de opwarming in het noordpoolgebied, doordat het oppervlak donkerder wordt en er meer zonlicht wordt geabsorbeerd. Door de relatief sterke opwarming verliest de Groenlandse ijskap (landijs) steeds meer massa, wat wél bijdraagt aan de wereldwijde zeespiegelstijging. 
 
Rond 2100 wordt 10-30 cm van de mondiale zeespiegelstijging door massaverlies van de Groenlandse ijskap veroorzaakt 
De zeespiegel zal als gevolg van klimaatverandering de komende honderden jaren onvermijdelijk blijven stijgen, maar de snelheid waarmee dit gebeurt hangt af van de hoeveelheid broeikasgassen die de maatschappij blijft uitstoten. De nieuwste zeespiegelscenario’s uit het speciale IPCC-rapport uit 2019 voorzien als meest pessimistische scenario – bij een toenemende broeikasgasemissie – een zeespiegelstijging van 1,1 meter zeespiegelstijging ten opzichte van de referentieperiode 1986-2005. Van deze 1,1 meter wordt 10 tot 30 centimeter toegeschreven
aan massaverlies van de Groenlandse ijskap. 
 
De link tussen het noordpoolgebied en het weer in Nederland 
 
De afname van het zee-ijs draagt weliswaar niet bij aan zeespiegelstijging, maar wél, tezamen met een aantal andere processen, aan versnelde opwarming van het noordpoolgebied. Het Arctische gebied warmt twee tot drie keer sneller op dan de rest van de wereld. Deze sterkere opwarming kan via de ‘polaire straalstroom’ van invloed zijn op het weer in Nederland 
 
Een straalstroom is een slingerende band met zeer hoge windsnelheden op ongeveer 10 kilometer hoogte. De belangrijkste zijn de polaire straalstroom en de subtropische straalstroom. Vooral de ligging van de polaire straalstroom is van invloed op het weer in Nederland: ligt die ten noorden van ons dan is het warm, en ligt hij ten zuiden dan is het koud. Een straalstroom die vlakbij Nederland ligt brengt depressies met regen en wind. 
 
De straalstroom wordt aangedreven door het temperatuurverschil tussen pool en tropen. Door de sterkere Arctische opwarming aan de grond, neemt het temperatuurverschil daar af wat een afzwakking van de straalstroom tot gevolg zou kunnen hebben. Op grotere hoogte in de atmosfeer
is van een versnelde opwarming van het noordpoolgebied helemaal geen sprake, zodat het nog niet duidelijk is wat het netto effect op de straalstroom precies is en in de toekomst wordt. Maar als de straalstroom zwakker wordt, geldt: hoe trager de straalstroom over het aardoppervlak kronkelt, hoe groter de kans dat hetzelfde weerbeeld langer blijft bestaan. Langdurige periodes van hitte, droogte, kou of veel neerslag zouden kunnen samenhangen met een tragere straalstroom 
 
Uit langjarige metingen blijkt dat sprake is van een afname van de polaire straalstroom in de zomer, maar wat precies de reden van die afname is,
is nog onduidelijk. Of dit het weer in Nederland al heeft veranderd, is nog niet te zeggen. Deze relatie kan duidelijker worden als de versnelde opwarming van het noordpoolgebied in de toekomst doorzet. 
 
Neemt de Golfstroom af? 
 
De Golfstroom is de “rivier” van relatief warm en zout oceaanwater die langs de kust van Noord-Amerika dwars over de Atlantische Oceaan richting Europa stroomt. Het is onderdeel van een veel uitgebreidere circulatie in de Atlantische Oceaan, waarbij water rond Groenland afkoelt, naar diepere lagen zakt en daarna zuidwaarts stroomt. De sterkte van de Golfstroom en de Atlantische oceaancirculatie wordt grotendeels bepaald door de mate waarin het water rond Groenland afdaalt. Deze neerwaartse stroming hangt sterk af van de dichtheid: zeewater met een hoge dichtheid zakt makkelijker naar beneden dan water met een lage dichtheid. 
 
De dichtheid van zeewater hangt weer af van de temperatuur en het zoutgehalte, en allebei zullen ze veranderen als gevolg van klimaat verandering. Het zeewater rond Groenland warmt op, maar wordt vooral minder zout, door veranderingen in neerslag en verdamping en door toenemende afsmelting van de Groenlandse ijskap. Beide effecten leiden tot een afname van de dichtheid van zeewater aan het oppervlak. Vrijwel alle klimaatmodellen laten voor een scenario met sterke toekomstige opwarming een afname van de Atlantische oceaanstromingen zien. 
 
Zo zien we al een afkoeling in de oceaan ten zuiden van Groenland,
een effect dat door de afname van de Golfstroom verder versterkt kan worden. Zo’n verandering in de zeewatertemperatuur is van invloed op de luchtdrukpatronen in de atmosfeer. Zo kunnen lagere zeewatertemperaturen ten noordwesten van de Britse eilanden leiden tot het ontstaan van een relatief sterk hogedrukgebied (bij lagere temperaturen neemt de luchtdruk toe en is de lucht ‘zwaar’ waardoor makkelijker een gebied van relatief hoge druk ontstaat).
Een hogedrukgebied boven de Britse eilanden zorgt er vooral in de zomer voor dat noordoostelijke winden in onze regio vaker voorkomen. In welk mate de Golfstroom kan afnemen en van invloed kan zijn op de windrichting in Nederland, is onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. 
 
 
Stilvallen van de Golfstroom is zeer onwaarschijnlijk 
Het wordt op dit moment zeer onwaarschijnlijk gevonden dat de Golfstroom in de 21e eeuw helemaal stil zal vallen, wat een afkoeling in Europa tot gevolg zou hebben. Vrijwel alle klimaatmodellen sluiten zo’n abrupte verandering in de golfstroom uit. Het is wel waarschijnlijk dat de Golfstroom in
de loop van deze eeuw wordt afgeremd.
 
Dit zal het gebrek aan opwarming ten zuiden van Groenland alleen maar verder versterken en de opwarming in Europa afzwakken ten opzichte van andere continenten. Maar het afkoelend effect van een verzwakkende golfstroom is onvoldoende om de verwachte temperatuurstijging als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen teniet te doen.  
 
Smeltende permafrost draagt bij aan opwarming 
Permafrost is de bodem die het gehele jaar door bevroren blijft. Naar schatting is 20% van de aardse landmassa aan de bovenkant bevroren.
Het noordpoolgebied herbergt een enorm oppervlak aan permafrost: grote delen van Canada, Siberië en Groenland zijn permanent bevroren. Permafrost komt zelfs - als overblijfsel van de laatste ijstijd - onder water voor, zoals in de Siberische bodem van de Noordelijke IJszee. Door de sterke opwarming van de Arctic en de toenemende regenval dreigen grote delen van het permafrost af te smelten: de schatting is dat 40 – 80% van de toplaag uiteindelijk zal verdwijnen. Bij het afsmelten van permafrost komen broeikasgassen vrij, vooral CO2 en methaan. De totale hoeveelheid koolstof opgeslagen in permafrost is ongeveer 5000 Gigaton CO2, honderd keer de huidige jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen door de mens.
De afsmelting van permafrost zal dus leiden tot een versterking van het broeikaseffect, en dus van de opwarming 
 
 
 
Invloed op de Nederlandse kust als Groenland afsmelt 
Net zoals het water gelijkmatig stijgt bij het vullen van een bad, zou je misschien verwachten dat de zeespiegel overal evenveel omhoog komt.
Maar op de schaal van oceanen spelen verschillen in zwaartekracht een belangrijke rol, waardoor het smeltwater van de ijskappen niet evenredig
over de wereldzeeën verdeeld wordt. De grote ijsmassa’s op Groenland en Antarctica trekken de zeespiegel lokaal omhoog. Als deze ijsmassa’s afsmelten neemt de aantrekkende werking af, wat lokaal - tot een afstand van 2500 km vanaf de ijskap (gebied A) - juist een daling van de zeespiegel tot gevolg heeft. Verder van de ijskap af (gebied B) stijgt de zeespiegel wel, maar beperkt, omdat het zeeniveau hier - vanwege de geslonken ijskap - minder omhoog getrokken wordt dan voorheen. Nog verder van de ijskap (gebied C) wordt het water niet door de ijskap aangetrokken en zal de zeespiegel door het smeltwater snel stijgen. 
 
Is het afsmelten van de Groenlandse ijskap onomkeerbaar? 
De Groenlandse ijskap is zo hoog en koud dat de neerslag als sneeuw blijft vallen. Aan de randen smelt de ijskap echter snel af. Dat komt doordat
het daar warmer is door de lagere hoogte. De hoogte neemt door de smelt steeds meer af, waardoor het aan het oppervlak steeds warmer wordt en de afsmelt steeds sneller gaat. Het proces wordt onomkeerbaar als een zogenaamd kantelpunt wordt gepasseerd. De verwachting is dat de Groenlandse ijskap op den duur vrijwel geheel zal verdwijnen. Het afsmelten verloopt echter langzaam (duizenden jaren). Op een aantal locaties smelten de uitlopers van de Groenlandse ijskap door warmer zeewater echter ook van onderen af. Dit proces kan de afsmelting in de komende decennia nog verder versnellen 
 
 
Meer ruimte voor activiteiten 
Het noordpoolgebied warmt twee keer sneller op dan het wereldwijde gemiddelde, waardoor het zee-ijs in rap tempo afneemt. Paradoxaal genoeg betekent deze negatieve ontwikkeling dat er meer ruimte ontstaat voor economische activiteiten, omdat het minder moeilijk wordt om in het gebied te varen, te vissen en grondstoffen te winnen, waaronder olie en gas. Ook weten steeds meer toeristen het gebied te vinden. Het wordt, kortom, steeds drukker in het Arctisch gebied. Dit brengt kansen maar ook uitdagingen met zich mee. Zowel in de Arctische landen zelf als in internationale organisaties wordt daarom gestreefd naar afspraken over bescherming en duurzaam gebruik van dit kwetsbare gebied. 
 

 
 
Scheepvaart 
Omdat er in de zomermaanden steeds minder zee-ijs aanwezig is, wordt het gemakkelijker om de noordelijke zeeroutes te bevaren. Zo is het mogelijk om via het poolgebied van Europa naar Azië te varen, een route die veel korter is dan via het Suez Kanaal. Het gaat momenteel nog om enkele tientallen schepen per jaar die van de intercontinentale noordelijke route gebruik maken. Waarschijnlijk zal dit aantal de komende jaren geleidelijk groeien. Een grotere toename wordt verwacht in het regionale scheepvaartverkeer - dus binnen het Arctisch gebied zelf. Verschillende landen, zoals Rusland, China en IJsland investeren in nieuwe schepen, ijsbrekers en havens om de verwachte groei mogelijk te maken. 
 
Met de toenemende scheepvaart wordt ook de kans op vervuiling door ongelukken, illegale lozingen en dumping van afval in zee groter. Ook kan
het ecologische evenwicht in het Arctisch gebied worden verstoord door exotische planten en dieren die met het ballastwater of op scheepsrompen worden meegevoerd. Om deze risico’s te minimaliseren zijn er op internationaal niveau afspraken gemaakt, onder andere vastgelegd in de
Polar Code van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). 
Toekomstscenario’s 
De verwachting is dat de Noordelijke IJszee tussen 2030 en 2050 ijsvrij zal zijn in de zomerperiodes. Dat betekent nog meer ruimte voor economische activiteiten. Door het verdwijnen van het Arctische zee-ijs wordt het onder meer mogelijk om via het poolgebied van Azië naar Europa te varen, een route die aanzienlijk korter is dan de route via het Suezkanaal: de Noordelijke Zeeroute (NSR). Rederij Maersk is er in augustus 2018 als eerste in geslaagd, gedeeltelijk met behulp van ijsbrekers, om met een commercieel containerschip de NSR te bevaren. Op welke termijn deze route permanent goed bevaarbaar en commercieel rendabel wordt, is van veel factoren afhankelijk en zeer moeilijk te voorspellen. Momenteel maken enkele tientallen schepen per jaar gebruik van deze route. Tegelijkertijd investeren verschillende landen zoals Rusland, China en IJsland in nieuwe schepen, ijsbrekers en havens om de verwachte groei mogelijk te maken. 
 
De ontwikkeling van de NSR biedt kansen voor Rusland als grootste Arctische (kust)staat. Het kan nieuwe inkomstenbronnen bieden (grondstoffen, LNG, olie, exploitatie van de NSR), maar daar staan enorme kosten tegenover. Alles in de afgelegen en onbarmhartige Arctische regio kost relatief veel geld, inspanning en kennis. Rusland heeft internationale investeringen en partners met hoogwaardige technologische kennis nodig voor het toegankelijk maken en exploiteren van nieuwe olie- en gasvelden. 
 
Een andere route die op termijn mogelijk bevaarbaar wordt, is de Noordwestelijke Passage. In 2014 voer voor het eerst een containerschip, zonder ijsbrekers, van Quebec naar China in 26 dagen. Deze route is vanwege de vele eilanden grillig en meer bedekt door ijs dan de NSR en zal daardoor waarschijnlijk minder snel goed bevaarbaar raken. 
 
 
Een derde mogelijke zeevaartroute gaat rechtstreeks van Spitsbergen naar de Beringstraat, de zogenaamde Transpolaire Route. De opening van deze route ligt verder in de toekomst. Op dit moment is niet goed te voorspellen of en wanneer deze route bevaarbaar zal zijn. Wetenschappers schatten dat dit op zijn vroegst pas ruim na 2050 zal zijn, in de zomer. 
 
Visserij 
De vraag naar vis en visproducten neemt wereldwijd sterk toe. Vanwege het zich terugtrekkende zee-ijs zijn er vooral in de zomer steeds grotere gedeeltes van de Arctische Oceaan bevaarbaar voor vissersschepen. Ook leidt de opwarming van de oceanen tot een noordwaartse migratie van bepaalde vissoorten. Samen kunnen deze veranderingen leiden tot een verplaatsing naar en toename van visserij in het Arctisch gebied.
Tegelijkertijd wordt de maatschappelijke druk om gebieden te beschermen tegen (bodem)visserij steeds groter. Dit heeft er onder andere toe geleid dat Greenpeace in 2016 met partijen als McDonald’s en Tesco afspraken gemaakt heeft om van hun visleveranciers te eisen dat de visserij niet in nieuwe, ongerepte gebieden zal plaatsvinden. Ook hebben de Arctische kuststaten met elkaar afgesproken dat geen visserij mag plaatsvinden in het centrale deel van de Arctische oceaan, zonder dat eerst duidelijk is wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. 
 
Om ervoor te zorgen dat mariene ecosystemen gezond blijven en duurzame bevissing te garanderen is de EU in 2019 toegetreden tot een internationale overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee. Deze overeenkomst behelst een verbod op commerciële visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee voor een eerste periode van 16 jaar (die elke 5 jaar automatisch wordt verlengd), totdat wetenschappers bevestigen dat duurzaam kan worden gevist. 
 
Toerisme 
Een bezoek aan het Arctisch gebied wordt steeds betaalbaarder en gemakkelijker. Daarom bezoeken steeds meer toeristen het noordpoolgebied.
Dit brengt positieve effecten met zich mee zoals groeiende inkomsten en werkgelegenheid, maar stelt de Arctische landen ook voor de uitdaging om dit in goede banen te leiden. Op verschillende plaatsen wordt actie ondernomen om de groei op een gecontroleerde manier te laten plaatsvinden. Denk hierbij aan zaken als het maken van afspraken over het aantal toeristen, (extra) bescherming van kwetsbare gebieden waar toeristen komen, maar bijvoorbeeld ook aan praktische zaken zoals het aanleggen van extra wandelpaden. 
 
 
Grondstoffenwinning 
Vanwege de toenemende wereldwijde vraag naar grondstoffen en een afname in makkelijk winbare bronnen, komen winplaatsen dieper in zee,
verder weg van land en in koudere regio’s steeds meer in beeld. Zo ook het Arctisch gebied. Het is een gebied waar olie, gas en andere minerale grondstoffen zoals steenkool rijkelijk voorkomen, zowel aan land als in de zeebodem, maar deze zijn vanwege de aanwezigheid van sneeuw, ijs en een bevroren ondergrond niet altijd eenvoudig te winnen. Ook is de benodigde infrastructuur zoals havens en pijpleidingen zeer beperkt aanwezig. 
 
In sommige gebieden staat de lokale bevolking positief tegenover grondstoffenwinning, vooral vanwege de economische voordelen en werkgelegenheid. Maar er zijn ook regio's waar men kritisch is, vanwege de milieurisico’s of omdat het lastig samengaat met andere lokale economische activiteiten zoals rendierhouderij of toerisme. Uiteindelijk beslist de betreffende staat over het wel of niet toestaan van deze activiteiten. 
 
Beleid en beheer 
Er zijn acht landen (zie kader) die binnen de poolcirkel liggen. De Arctische landen kunnen individueel bepalen of, en onder welke voorwaarden,
zij economische activiteiten op hun grondgebied toelaten, zowel op land als op zee binnen hun exclusieve economische zone (EEZ), tot 200 zeemijlen buiten de kust. Buiten deze zone geldt het internationale zeerecht, vastgelegd in het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties (UNCLOS). Afspraken en adviezen over goed beheer van het gebied worden gemaakt binnen verschillende internationale samenwerkingsverbanden, zoals de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), OSPAR en de Arctische Raad.  
 
De beleidsmatige aandacht voor het noordpoolgebied beperkt zich niet alleen tot de Arctische landen zelf. Zo is ook Nederland sinds de oprichting
van de Arctische Raad in 1996 actief als ’permanente waarnemer’. Deze status geeft het recht om de meeste bijeenkomsten en werkgroepen bij te wonen, maar geeft geen spreek- en stemrecht. Om uiting te geven aan het toegenomen strategische belang van het gebied, heeft Nederland in 2016 een Arctisch ambassadeur aangesteld. 
 
De laatste jaren is de belangstelling vanuit Azië voor het Arctische gebied sterk toegenomen, zowel op economisch als wetenschappelijk gebied.
Zo zijn er in het onderzoeksdorp Ny Ålesund op Spitsbergen, naast een Noors en een Nederlands onderzoekstation, ook stations van China, India
en Zuid-Korea. 
 
Plastic afval in het noordpoolgebied 
 
Iedereen die langs het strand loopt valt het vast wel eens op: waar je ook kijkt, overal ligt plastic afval. Dat er hier in Nederland, een dichtbevolkt gebied, zoveel afval ligt lijkt nog logisch. Maar ook in het vrijwel onbewoonde noordpoolgebied liggen de stranden er vol mee. Wat is hiervan de oorzaak? Wat zijn de gevolgen en wat kan eraan gedaan worden om dit op te lossen? 
 
Ons plastic kan binnen 1,5 jaar een walrus tot last zijn 
Hoewel een deel van dit afval lokaal van oorsprong is en afkomstig is van activiteiten die in het noordpoolgebied op zee plaatsvinden (zoals visserij
en scheepvaart), komt een groot deel van dit afval uit gebieden die veel verder weg liggen van het noordpoolgebied: Noord-Amerika, Europa
en zelfs Nederland. Dit afval stroomt elke dag met zeestromingen het gebied in. 
 
Zeestromingen in het Noordpoolgebied 
Deze zeestromingen transporteren plastic afval naar de Noordpool veel sneller dan je misschien zult denken. Wist je bijvoorbeeld dat het minder dan anderhalf jaar kan duren voordat een stuk plastic van Nederland helemaal naar het ijskoude water van Spitsbergen in het noordpoolgebied kan drijven? De zeestromingen zorgen er niet alleen voor dat plastic afval naar het noordpoolgebied drijft, maar ook dat het daar achterblijft.
Vooral in het gebied tussen Spitsbergen en Nova Zembla hoopt het plastic zich steeds verder op. 
 
 
 
De aanpak begint bij onderzoek naar de oorsprong van al het afval 
Het aanpakken van vervuiling door plastic zwerfvuil is een wereldwijde uitdaging en de maatschappij vraagt ​​om oplossingen. Over de hele wereld worden daarom initiatieven genomen om deze uitdaging aan te gaan. In het noordpoolgebied worden op verschillende plekken schoonmaakacties gehouden en werkt bijvoorbeeld de Arctische Raad aan een actieplan om plastics te bestrijden. Alhoewel men graag wil werken aan oplossingen,
is er nog weinig bekend over de exacte bronnen, de onderliggende oorzaken en de effecten op het milieu. Dit staat een effectieve aanpak in de weg. Daarom zijn er verschillende initiatieven om dit in kaart te brengen.
 
 In het Arctic Marine Litter Project worden op verschillende plekken in het noordpoolgebied workshops georganiseerd, waarbij samen met lokale beleidsmakers, sectorvertegenwoordigers (onder andere visserij) en andere lokale betrokkenen een grote hoeveelheid verzameld strandafval gesorteerd en geanalyseerd wordt. Het doel van deze workshops is om de belangrijkste bronnen, oorzaken, effecten van- en oplossingen voor plastic afval in het noordpoolgebied in kaart te brengen. De resultaten worden op internationaal niveau gedeeld met bijvoorbeeld beleidsmakers, sector- en natuurorganisaties, zodat zij weten welke maatregelen er genomen kunnen of moeten worden om plastics in het noordpoolgebied te voorkomen 
 
 
Het leven in de Arctische oceaan 
De Arctische oceaan herbergt een grote biologische rijkdom. Verschillende soorten komen alleen hier voor en zijn volledig aangepast aan de extreme kou. Het actieve seizoen van groei en voortplanting is erg kort. Hierdoor zijn alle organismen in het voedselweb sterk van elkaar afhankelijk in ruimte en tijd. Dit betekent ook dat het voedselweb zeer gevoelig is voor verstoringen, inclusief klimaatverandering. 
 
Aan de basis van het Arctische voedselweb staan de algen, die licht en voedingsstoffen nodig hebben om te kunnen groeien. Deze algen groeien in
het open water (fytoplankton) en aan de onderkant van het zee-ijs (ijsalgen). Vanwege de lage zonnestand, de lange, donkere winterperiode en de aanwezigheid van zee-ijs is de doordringing van zonlicht in de Arctische Oceaan de meest beperkende factor voor de groei van algen en daardoor voor het hele voedselweb. Deze minuscule plantjes dienen namelijk als voedsel voor dierlijk plankton (zoöplankton) en, nadat ze naar de zeebodem zijn gedwarreld, ook voor bodemleven, zoals schelpdieren. Bodemdieren en dierlijk plankton worden gegeten door vissen, die op hun beurt voedsel zijn voor zeezoogdieren en zeevogels. Een belangrijk Arctisch zoogdier, de walrus, eet geen vis, maar schraapt met zijn puntige tanden de zeebodem af op zoek naar schelpdieren. Helemaal bovenaan de voedselpiramide staat de ijsbeer, die het liefst een ringelrob op zijn menu heeft staan. 
 
Minder zee-ijs: motor voor veranderingen 
Klimaatverandering leidt in het Arctisch gebied tot het terugtrekken en dunner worden van zee-ijs. Hierdoor bereikt meer zonlicht de bovenste lagen van de Arctische Oceaan en kan de algenproductie in het open water met wel 30% toenemen. Dit is gunstig voor de dieren in het voedselweb die van deze algen afhankelijk zijn, maar het benadeelt soorten die afhankelijk zijn van ijsalgen. Zo ziet bijvoorbeeld de poolkabeljauw, die door dieren als de ivoormeeuw, de ringelrob en de narwal als lievelingsmaal gezien wordt, zijn leefgebied aan de rand van het zee-ijs afnemen. Zeehonden, walrussen
en ijsberen krijgen het moeilijk door het verdwijnen van het zee-ijs omdat zij dit nodig hebben om te rusten, te jagen, of zich voort te planten. 
 
 
Het leven op de toendra 
Rondom de Arctische Oceaan liggen de Amerikaanse, Europese en Russische toendragebieden. Het toendraklimaat is zo bar dat er maar enkele bomensoorten kunnen leven, meestal in miniformaat. Dieren, zoals rendieren, vinden er vooral in de zomer hun voedsel in de vorm van mossen, korstmossen, grassen en insecten. 
 
Veel mensen op de toendra zijn afhankelijk van rendieren. Waar mogelijk trekken de rendieren ’s winters naar de taiga om beschutting te zoeken tussen de bomen. In het voorjaar migreren ze naar de weiden langs de kust, vooral om muskieten te ontlopen en hun kalveren te werpen.
In Europa en Rusland trekken de inheemse stammen met de tamme rendieren mee. In Amerika wordt tijdens de trektocht gejaagd op wilde rendieren. Op eilanden als Spitsbergen kunnen rendieren niet wegtrekken. Als het 's winters erg koud wordt zit er niets anders voor ze op dan in de sneeuw te blijven liggen en te wachten op milder weer. Als het voorjaar te lang uitblijft verhongeren de rendieren op de plek waar ze zijn gaan liggen. 
 
In de zomer komt de toendra tot leven en profiteren steltlopers en ganzen van de overvloed aan insecten en kleine plantjes op de toendra.
De ganzen arriveren met genoeg gewicht om hun eieren te kunnen leggen en uit te broeden. Al grazend over de toendra vormen poolvossen een groot gevaar voor de opgroeiende kuikens. Het aantal poolvossen kan van jaar tot jaar flink fluctueren. Dat hangt af van hoeveel voedsel er is in de vorm van ganzen, lemmingen of uitgehongerde rendieren. 
 
 
Forensen tussen het noordpoolgebied en Nederland 
Even voorstellen: welke vogels broeden in het noordpoolgebied en overwinteren in Nederland? In de Waddenzee is de kanoetstrandloper een
bekende doortrekker. In de aanspoelende golven van de Nederlandse stranden is vaak de drieteenstrandloper te vinden en de lievelingsstek van de paarse strandloper zijn de stenen golfslagbrekers aan het Noordzeestrand. In de Waddenzee overwinteren de rotgans en de brandgans.
Een deel van de brandganzen trekt sinds 1980 niet meer naar het noordpoolgebied om te broeden. Dankzij de bemeste graslanden en bescherming tegen roofdieren broeden jaarlijks ongeveer 30.000 brandganzen hier in Nederland. De meerderheid van de 800.000 soortgenoten trekt nog steeds naar het noorden. 
 
De Waddenzee als kruispunt 
De Waddenzee vormt een cruciaal kruispunt op de route van allerlei trekvogels. Ganzen en steltlopers die in het noordpoolgebied broeden gebruiken de Waddenzee als overwintergebied of als tussenstop om bij te eten. Daarmee heeft Nederland een verantwoordelijkheid voor deze Arctische broedvogels. Het moet nog blijken of de Waddenzee een stijgende zeespiegel aan kan en of de wadplaten de rijke dis blijven, die nu voor steltlopers zo belangrijk is. 
 
Het plannen van je trekroute: een kunst gebaseerd op evolutie 
Op dit moment is het grootste probleem voor de trekvogels dat ze hun planning moeten aanpassen aan de stijgende temperatuur, vooral in het Arctische gebied. In Nederland is de gemiddelde temperatuur sinds 1900 met ongeveer 2 graden gestegen. In het noordpoolgebied is de stijging nog veel groter, in sommige gebieden zoals Spitsbergen zelfs 6 graden in 60 jaar.
 
Tot 1900 is er een lange periode van 10.000 jaar geweest waarin de gemiddelde temperatuur van de gehele wereld nauwelijks veranderde.
Deze lange periode maakte dat trekvogels hun timing van het broedseizoen perfect konden afstemmen om de kans op nakomelingen te optimaliseren.
De dieren die het beste konden plannen, kregen de meeste nakomelingen.
Maar hoe weten de vogels dat ze nu eerder moeten vertrekken? En zijn ze dan al zwaar genoeg om de lange tocht op hun vetreserves te kunnen maken?

Er is namelijk niet altijd en overal voldoende voedsel om het hele proces van
de trektocht, het eieren leggen, het bebroeden van de eieren, het opvoeden
van de jongen en een vernieuwing van het verenkleed te volbrengen. Het voedsel in het noorden bereikt vaak een piek op een vaste periode na het smelten van de sneeuw en voor de trekvogels is het van groot belang om precies dán jongen te hebben. De jonge steltlopers hebben de insectenpiek op de toendra nodig en de ganzen de eiwitrijke piek van de eerste grasgroei. 
 
 
Hoe pas je als trekvogel je planning aan?
Wat gebeurt er met de timing van de vogeltrek nu het zo duidelijk warmer is geworden? Aanvankelijk leek het erop dat de vogels hun broedseizoen niet meer op de voedselpiek konden afstemmen. Daar komt nog bij dat de datum waarop de sneeuw wegsmelt van jaar tot jaar erg kan variëren, met als gevolg dat ook het broedsucces erg kan variëren. Dat hoeft niet per se ernstig te zijn omdat ganzen en steltlopers minstens 10 jaar oud worden. Als elk broedpaar in het hele leven twee succesvolle jongen grootbrengt, blijft de populatiegrootte stabiel. De studies waarin vogels tientallen jaren worden gevolgd, laten zien dat de dieren zich aan de nieuwe vervroegde situatie kunnen aanpassen. Trekpatronen veranderen en de ganzen gaan eerder broeden. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat trekvogels kleiner worden, wat misschien ook een aanpassing is aan een warmer klimaat.
 
Paarse strandloper in de Russische toendra
nabij de Barentszee 
 
Nederlandse biologen kijken of er een geringde vogel op het nest zit dat ze benaderen 
 
Rotganzen trekken over Terschelling 
 
Voor een deel van de ganzen is trek niet meer nodig 
Ganzen stippelen hun vertrekdatum en route uit door de groene golf van het voorjaarsgras naar het Noorden te volgen. Sinds het midden van de vorige eeuw is het gras in Nederland steeds meer eiwit gaan bevatten, waardoor de trek niet meer noodzakelijk is. De kunstmest op de weilanden, maar ook alle stikstofverbindingen die uit de vervuilde lucht op weilanden en in natuurgebieden neerregenen hebben er voor gezorgd dat het eiwitgehalte van het gras in Nederland het hele jaar hoog blijft. Hoog genoeg voor ganzen om hun jongen in Nederland groot te brengen. 
 
Vogels tracken: als het donker blijft, is ze aan het broeden 
Om de vogeltrek te volgen gebruikten onderzoekers aanvankelijk kleurringen. Om informatie te krijgen over het moment van wegtrek en aankomst, moesten de vogels zelf weer teruggevonden worden. Daarbij ontbrak informatie over de tussenliggende route. Tegenwoordig is dat onderzoek enorm verbeterd door het gebruik van nieuwe technieken. Kleine vogels krijgen in een ring om de poot een ‘geolocator’. Dit is een mini computer die de hoeveelheid licht meet en opslaat op een chip met een codering van tijd. Met 0.65 gram meet de sensor een jaar lang of er licht op de sensor valt. Als de vogel weer wordt gevangen en de geolocator wordt uitgelezen, kan op basis van de daglengte een breedtegraad worden berekend. Hoe langer de zomerdag, hoe noordelijker de vogel was. Op basis van zonsopkomst of ondergang kan een lengtegraad worden berekend want de zon komt nu eenmaal eerder op in Moskou dan in Amsterdam. De techniek werkt niet als de vogel in het constante licht van de poolzomer komt. Maar de periode van broeden kan wél goed uitgelezen worden. Dan zit de poot met sensor onder de broedende vogel verborgen en registreert hij dus heel veel donker.
 
Voor grotere vogels kan een zwaardere GPS-logger gebruikt worden. Voordeel is dat deze exact de positie opslaat op basis van het GPS-satellietsysteem. Als de vogel sterk genoeg is en nog wat extra gewicht kan hebben, wordt soms ook een mini zonnepaneel toegevoegd en kunnen met een radioverbinding worden uitgelezen. De GPS-loggers worden steeds kleiner en dat belooft wat voor de toekomst. Door het volgen van de timing en locatie van de trekkende vogels kunnen we zien hoe ze reageren op de klimaatverandering. 
 
 
Het noord- en zuidpoolgebied zijn zusjes maar ook elkaars tegenpool. Beide poolgebieden zijn erg koud, er valt veel sneeuw, er ligt ijs en het is er ’s winters pikkedonker. Toch zijn er ook grote verschillen tussen het Arctische gebied en Antarctica. 
 
Oceaan versus continent 
Het noordpoolgebied is een oceaan (de Arctische Oceaan) omringd door continenten, terwijl Antarctica juist een continent is omringd door een oceaan (de Antarctische Oceaan). De Arctische Oceaan is een echte oceaan, met een diepte tot wel vier kilometer. De Antarctische Oceaan bestaat uit al het water rond Antarctica 
 
Zee-ijs versus landijs 
Het ijs dat het noordpoolgebied bedekt is voornamelijk zee-ijs, bevroren zeewater van enkele meters dik, dat op de Arctische Oceaan drijft.
In de Groenlandse IJskap ligt landijs opgeslagen. Deze is een stuk kleiner dan de Antarctische ijskap. Het ijs in het Zuidpoolgebied is veelal landijs, vele kilometers dik, dat op een continent rust en dit vrijwel geheel bedekt, met her en der bergruggen en zelfs vulkanen die door de dikke ijskap steken 
 
Landschap van zee-ijs en smeltwater in de Arctische Oceaan.
 
De vulkaan Mount Discovery in Antarctica.
 
IJskoud versus allerkoudst 
Antarctica is veel kouder dan het noordpoolgebied, met temperaturen die bovenop de kilometers hoge ijskap in de donkere winter tot wel -90°C kunnen dalen. Vanwege de intense kou is bovenop de ijskap van Antarctica nauwelijks leven te vinden; al het leven, van korstmossen tot pinguïns, bevindt zich langs de kust, in de nabijheid van voedsel in de Antarctische Oceaan. In het noordpoolgebied leven daarentegen allerlei landzoogdieren, zoals rendieren, vossen, wolven, en ijsberen.
 
Bewoond versus onbewoond 
Een ander belangrijk verschil tussen beide poolgebieden is dat in het noordpoolgebied ongeveer vier miljoen mensen leven, waaronder inheemse volken (Inuit), die volledig zijn aangepast aan het leven in barre omstandigheden. Op Antarctica verblijven, naast de korte bezoeken door toeristen, alleen wetenschappers, die vanuit een aantal bases wetenschappelijk onderzoek uitvoeren: naar de invloed van het veranderende klimaat, naar het afsmelten van de Antarctische ijskap en de invloed daarvan op het mondiale zeeniveau. 
 
IJsberen versus pinguïns 
IJsberen en pinguïns zijn kenmerkende bewoners van de koude poolgebieden. Toch zullen ze elkaar nooit tegenkomen. De ijsbeer komt alleen in
het noordpoolgebied voor, terwijl pinguïns voornamelijk op het zuidelijk halfrond leven. Hoewel pinguïns vooral bekend zijn van Antarctica, zijn zij in tegenstelling tot ijsberen niet persé aan ijs of koude gebieden gebonden. Er zijn ook pinguïnsoorten die in veel noordelijkere gebieden voorkomen
met zelfs tropische en subtropische temperaturen. 
 
IJsbeer op zee-ijs ten noorden van Spitsbergen (Foto: Andreas Weith)
 
Koningspinguïns op South Georgia (Foto: Arnoud Apituley)
 
Nationale soevereiniteit versus natuurreservaat
Het noordpoolgebied valt voor een groot deel onder de rechtsmacht van de Arctische landen. Er is geen overkoepelend verdragssysteem terwijl in
het gebied wel economische en militaire activiteiten plaatsvinden. In de Noordelijke IJszee vormt het VN-Zeerechtverdrag hiervoor de basis.
Antarctica valt sinds 1959 onder de werking van het Antarcticaverdrag. Op basis van dit verdrag worden territoriale claims in het gebied niet erkend, zijn militaire activiteiten en mijnbouw verboden, en is Antarctica een natuurreservaat waar in beperkte mate toerisme en onderzoek mogen plaatsvinden. zijn van Antarctica, zijn zij in tegenstelling tot ijsberen niet persé aan ijs of koude gebieden gebonden. Er zijn ook pinguïnsoorten die in veel noordelijkere gebieden voorkomen
met zelfs tropische en subtropische temperaturen. 
 
IJsbeer op zee-ijs ten noorden van Spitsbergen (Foto: Andreas Weith)
 
Koningspinguïns op South Georgia (Foto: Arnoud Apituley)
 
Nationale soevereiniteit versus natuurreservaat
Het noordpoolgebied valt voor een groot deel onder de rechtsmacht van de Arctische landen. Er is geen overkoepelend verdragssysteem terwijl in
het gebied wel economische en militaire activiteiten plaatsvinden. In de Noordelijke IJszee vormt het VN-Zeerechtverdrag hiervoor de basis.
Antarctica valt sinds 1959 onder de werking van het Antarcticaverdrag. Op basis van dit verdrag worden territoriale claims in het gebied niet erkend, zijn militaire activiteiten en mijnbouw verboden, en is Antarctica een natuurreservaat waar in beperkte mate toerisme en onderzoek mogen plaatsvinden.
 
Kaart van het noordpoolgebied
 
Kaart van het zuidpoolgebied


   Bronnen: KNMI specials 05, Wat gebeurt er nu het ijs in het noordpool gebied smelt  
      Categorieën: Klimaat en klimaatverandering  I  Weer A tot Z  
 
Web Design